FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288  
289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   >>   >|  
ats. --Uwe deugd, antwoordde de deerne, zal u tot dekmantel dienen. --Ik verkies uwen rok, zeide hij. --Mijn rok, zeide de deerne, ware onweerdig eenen heilige te dekken, lijk gij beweert te zijn. Ga weg, ik zal alleen voortloopen. --Weet gij dan niet, antwoordde Uilenspiegel, dat een hond op zijn vier pooten sneller loopt dan een mensch op twee? Ziedaar waarom wij, met vier beenen, sneller zullen loopen. --Ge spreekt nog al krachtig voor een deugdzaam mensch. --Ja, zeide hij. --Maar, sprak zij, ik heb altijd gezien dat de deugd een stille, ingesluimerde, dikke en kouwelijke hoedanigheid is, een masker, dat knorrende gezichten verbergt, een fluweelen opperste kleed om een man van graniet. Ik minne die, in welker borst een mannelijk vuur blakert, dat tot lustige en dappere ondernemingen aanzet. --Aldus, zei Uilenspiegel, sprak de schoone duivelin tot den doorluchtigen, heiligen Antonius. Twintig stappen verder lag eene afspanning langs den weg. --Gij hebt goed gesproken, vervolgde Uilenspiegel, nu moet gij goed drinken. --Ik heb nog geen dorst, zei de vrouw. Zij gingen de afspanning binnen. Op eene schapraai, nevens den schoorsteen, stond eene buikflesch. Uilenspiegel sprak tot den baas: --Ziet gij dezen gulden? --Ik zie hem, zei de baas. --Hoeveel oortjes zoudt gij er wel van afhouden, om die flesch daar met dobbelen klauwaard te vullen? De baas antwoordde: --Met negen mannekens zijt gij er van af. --Dat maakt, zei Uilenspiegel, zes mijten Vlaamsch, dus twee mijten te veel. Om het even, tap ze maar vol. Uilenspiegel schonk de meid eenen beker vol. Daarop stond hij recht; met fiere houding zette hij de flesch aan den mond en goot heel den inhoud door zijn keelgat. En het klonk als 't gerucht van een bruisenden waterval. De vrouw stond verstomd en vroeg: --Hoe legt gij het aan boord om zulk een dikke flesch in uw mageren buik te gieten? Uilenspiegel antwoordde niet, doch sprak tot den baas: --Breng ons een hammeken met brood, en nog een volle flesch klauwaard, dat wij eten en drinken. Zoo deden zij. Terwijl de vrouw smulde van een stukje zwoord, nam hij heur zoo onverwachts, zoo heimelijk om de lenden, dat zij er verrast en verrukt over was. Toen vroeg zij hem: --Hoe komt het, met al uwe deugd, dat gij dorstig als eene spons, vraatzuchtig als een wolf en ondernemend als een minnaar zijt? Uilenspiegel antwoordde: --Nadat ik op honderd manieren gezon
PREV.   NEXT  
|<   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288  
289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

antwoordde

 
flesch
 

afspanning

 

drinken

 
mijten
 
klauwaard
 
sneller
 

mensch

 

deerne


manieren
 

dorstig

 

schonk

 
houding
 
Daarop
 
mannekens
 
ondernemend
 

minnaar

 

honderd

 
vraatzuchtig

vullen

 

dobbelen

 

Vlaamsch

 

onverwachts

 

gieten

 
afhouden
 

mageren

 

hammeken

 

smulde

 

stukje


zwoord

 

Terwijl

 
keelgat
 

inhoud

 

verrukt

 

verrast

 

verstomd

 
heimelijk
 

waterval

 

bruisenden


gerucht

 

lenden

 

vervolgde

 

deugdzaam

 

altijd

 
krachtig
 
zullen
 

loopen

 

spreekt

 

gezien