FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313  
314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   >>   >|  
de galeien des konings en voor de vierendeeling; deze is voor uwe spelonk van spionnen; deze is voor uwe deerne met heur goudlinnen kleed; en al deze hier voor mijn eigen rekening. En de meidekens proestten van 't lachen, als ze Stevenijne hoorden niezen van gramschap en zagen hoe zij bovenmatige pogingen inspande om de keersen uit te spuwen. Maar te vergeefs, want heur mond was te vol. Uilenspiegel, Lamme en de zeven anderen hielden niet op met zingen op maat: --'t Is van te beven den klinkaard! Vervolgens scheidde Uilenspiegel uit, en deed hij hun teeken het referein zachtjes te mompelen. Zulks deden zij, terwijl hij tot de serjanten en meidekens sprak: --Als een uwer zich vermeet om hulp te roepen, wordt hij onmiddellijk gekeeld. --Gekeeld! bevestigden de beenhouwers, --Wij zullen zwijgen, maar doe ons geen leed, Uilenspiegel, zeiden de meidekens. Doch Gilline, die met uitpuilende oogen, met toegebeten tanden, op de hurken in heuren hoek zat, kon niet spreken en prangde heure vedel tegen heure borst. En de zeven murmelden altijd op maat: --'t Is van te beven den klinkaard! Stevenijne wees met den vinger naar de keersen, die in haren mond staken, om te bedieden dat zij ook zwijgen zou. De serjanten beloofden zulks insgelijks. Uilenspiegel vervolgde zijne rede en sprak: --Gij zijt hier allen in onze macht; 't is donker, de nacht is gevallen, wij zijn hier dicht bij de Leie, in dewelke men lichtelijk verdrinkt, vooral als men daartoe door flinke gasten wordt geholpen. --De poorten van Kortrijk zijn lang reeds gesloten. Als de nachtwacht het gedruisch gehoord heeft, zal zij zich niet verroeren, want zij is er te lui voor. Ook meent zij, dat het goede Vlamingen zijn, die blijde drinken en zingen bij 't gerinkel van bottels en glazen. Houdt u dus koest en luistert naar de bevelen van uwe meesters. Toen vroeg hij tot de zeven: --Gaat gij naar Petegem bij de Geuzen? --Ja; wij hebben onze toebereidselen gemaakt, zoodra wij hoorden, dat gij naar de stad kwaamt. --Van daar gaat gij naar de zee? --Ja, zeiden zij. --Kent gij onder die serjanten een of twee, die men zou mogen loslaten, om ons te dienen? --Ja, zeiden ze, twee, Nicolaas en Judocus, die nimmer de arme hervormden hebben vervolgd. --Wij zijn getrouw! riepen Nicolaas en Judocus. Toen sprak Uilenspiegel: --Hier hebt gij twintig karolusgulden, tweemaal meer dan gij hadt ontvangen als eerloozen prijs uwer aanklacht
PREV.   NEXT  
|<   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313  
314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

serjanten

 
meidekens
 

zeiden

 

zingen

 

klinkaard

 
hebben
 

zwijgen

 
Stevenijne
 
Judocus

Nicolaas

 

keersen

 

hoorden

 

dewelke

 

lichtelijk

 
Vlamingen
 

gesloten

 

gerinkel

 

gevallen

 

drinken


blijde

 

verdrinkt

 
Kortrijk
 

verroeren

 
geholpen
 

gehoord

 
gasten
 

gedruisch

 

flinke

 
bottels

nachtwacht
 

daartoe

 

poorten

 

vooral

 

toebereidselen

 

vervolgd

 

getrouw

 

riepen

 

hervormden

 

loslaten


dienen

 

nimmer

 

twintig

 
ontvangen
 
eerloozen
 

aanklacht

 

karolusgulden

 

tweemaal

 

meesters

 
Petegem