FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355  
356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   >>   >|  
gens trok zij rondom de doodkist een grooten kring, zeggende: --Ga heen, booze duivel, die de lijken bewaart! Vervolgens knielde zij neder en bad: --Duivel Hilbert, mijn vriend, zeide zij, Hans, mijn heer en meester, beveelt mij hier uwe hand af te snijden: ik ben hem gehoorzaamheid verschuldigd: doe mij niet treffen met het aardsche vuur, omdat ik uw edele grafstee kom storen, en vergeef het mij in name van God en zijne santen. Toen kapte zij in het ijs, naarvolgens het figuur van de doodkist; zij maakte de natte graszode bloot, vervolgens het zand, en weldra zagen de heer baljuw, zijne officieren, Nele en Katelijne het lijk van een jongen man te voorschijn komen, dat wit geworden was als kalk, ter oorzake van het zand. Hij was gekleed in grijs lakensch wambuis en een eender opperste kleed; zijn zweerd lag aan zijne zijde. Aan zijnen gordel had hij eene malienbeurs, en een breede dolk stak nog in zijn lichaam, onder het hert; en er was bloed op het laken van het wambuis, en dat bloed was geloopen tot onder den rug. En de man was nog jong. Katelijne sneed zijne hand af en stak ze in heure gordeltasch. En de baljuw liet heur begaan, beval heur vervolgens het lijk te ontdoen van alle kleederen en kenteekenen. Katelijne vroeg, of Hans zulks had geheeten, maar de baljuw antwoordde, dat hij slechts handelde naar zijne bevelen; toen deed Katelijne alles wat hij gebood. Toen het lijk uitgekleed was, zag men dat het droog lijk hout was: en de baljuw en de officieren van de gemeente deden het bedekken met zand en de serjanten droegen de kleederen en de wapenen mede. En toen zij voorbij het Steen kwamen, zeide de baljuw tot Katelijne, dat Hans daar op heur wachtte; en blijde ging zij er binnen. Nele wilde heur tegenhouden, doch Katelijne antwoordde: --Ik wil Hans zien, mijn heer en meester. En Nele weende aan de poort, want zij wist, dat Katelijne als tooveres aangehouden was om de bezweringen en teekenen, die zij gemaakt had op de sneeuw. En men zeide te Damme, dat er voor heur geene ontferming zou zijn. En Katelijne werd gestoken in een onderaardschen kerker van het Steen. V. 's Anderen daags woei de wind uit Brabant: de sneeuw smolt en de meerschen werden overstroomd. En de burgstorm luidde, om de rechters naar de vierschaar te roepen, onder het afdak, om den wille van de vochtigheid der zodenbanken. En het volk stond rond de vierschaar. Joost Damman werd voorgebracht, zonder kluister
PREV.   NEXT  
|<   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355  
356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   >>   >|  



Top keywords:
Katelijne
 

baljuw

 
vervolgens
 

officieren

 

sneeuw

 

vierschaar

 
antwoordde
 

wambuis

 
kleederen
 
meester

doodkist

 

blijde

 

wachtte

 

binnen

 

kwamen

 
grooten
 

tegenhouden

 

voorbij

 

weende

 

wapenen


zeggende

 

bevelen

 
slechts
 

handelde

 
gebood
 

uitgekleed

 
bedekken
 

serjanten

 

droegen

 
tooveres

gemeente
 

teekenen

 

roepen

 

rechters

 

luidde

 

meerschen

 

werden

 

overstroomd

 

burgstorm

 

vochtigheid


Damman

 

voorgebracht

 

zonder

 
kluister
 
zodenbanken
 

Brabant

 

ontferming

 

rondom

 

bezweringen

 
geheeten