FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373  
374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   >>   >|  
j ze kunt redden, zeide Marinus, breng hunne boot naar den Briel. Neem Rochus den loods mee, en uwen vriend Lamme, als gij wilt. --Ik wil, antwoordde Uilenspiegel. De boot werd gemeerd aan de Groene Kade, de negentien monniken namen er plaats in; de vreesachtige Rochus werd gezet aan het roer, Uilenspiegel en Lamme, beiden goed gewapend, gingen staan op de voorplecht. Eenige schavuiten, die met het oog op de plundering als soldaten bij de Geuzen waren gekomen, zaten bij de monniken, die honger hadden. Uilenspiegel gaf hun te eten en te drinken. "Die zal verraden!" zeiden de slechte soldaten. De negentien monniken zaten in het midden, schijnheilig vroom en bibberend, hoewel men in de Hooimaand was en de zon helder en warm scheen, en een zachte zeewind de zeilen der boot deed zwellen, die log en zwaar over de groene golven gleed. Pater Nicolaas sprak toen en zeide tot den loods: --Rochus, leidt men ons naar het Galgeveld? Vervolgens wendde hij zich in de richting van Gorkum en sprak, terwijl hij rechtstond en de hand uitstak: --O, stede van Gorkum, o stede van Gorkum! Hoevele kwalen hebt gij te lijden: gevloekt zult gij wezen onder al de steden, want binnen uwe muren hebt gij het zaad der ketterij laten kiemen! O, stede van Gorkum! En de engel des Heeren zal bij uwe poorten de wacht niet meer houden. Hij zal niet meer zorgen voor de eer uwer maagden, den moed uwer mannen, het fortuin uwer kooplieden! O stede van Gorkum, gevloekt zijt gij, rampzalige! --Gevloekt, gevloekt, antwoordde Uilenspiegel, gevloekt zeker als de kam, die al de Spaansche luizen afgekamd heeft! Gevloekt als de hond, die zijne keten verbreekt, als het trotsche peerd, dat een wreedaardigen ruiter ontzadelt! Maar gij zelf zijt gevloekt, dompelaar van een predikant, die slecht vindt dat men de roede, al ware zij van ijzer, aan stukken slaat op den rug der tirannen! De monnik zweeg en sloeg de oogen neer; hij scheen ganschelijk overgeleverd aan zijn godvruchtigen haat. De schavuiten, die met het oog op plundering als soldaten bij de Geuzen waren gekomen, waren nabij de monniken, dewelke weldra weer honger kregen. Uilenspiegel vroeg voor hen haring en beschuit. De schipper van de boot antwoordde: --Smijt ze in de Maas, daar zullen zij versche haring vinden. Uilenspiegel gaf toen aan de monniken al het brood en al de worst, die hij overhad voor zich en voor Lamme. De schipper en de schavuiten zeiden tot elkander: --Die is een ver
PREV.   NEXT  
|<   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373  
374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

monniken

 

gevloekt

 
Gorkum
 

soldaten

 
schavuiten
 

Rochus

 
antwoordde
 

zeiden

 
gekomen

honger

 
Gevloekt
 
Geuzen
 
scheen
 

haring

 
schipper
 

negentien

 

plundering

 

beschuit

 
kooplieden

elkander

 

fortuin

 
rampzalige
 

luizen

 

kregen

 

Spaansche

 

mannen

 

afgekamd

 

versche

 

houden


poorten

 

Heeren

 

maagden

 
zorgen
 

trotsche

 

monnik

 
tirannen
 

stukken

 
overhad
 

overgeleverd


vinden

 
godvruchtigen
 

ganschelijk

 
ruiter
 

ontzadelt

 

wreedaardigen

 
weldra
 

verbreekt

 

dewelke

 

zullen