daten en matrozen hem met een of
ander nieuw gerecht afkomen en hoorden zij hem zeggen tot den monnik:
--Hier zijn boonen met Vlaamsche boter: at gij er dergelijke in
uw convent? Gij hebt een goede tronie: mager wordt men niet op
de vloot van de Geuzen. Voelt gij geen kussen van vet in uwen rug
groeien? Weldra hoeft gij, om te slapen, op geene matras meer te
liggen.
Bij het tweede maal, zeide hij:
--Zie, hier zijn koekebakken naar de Brusselsche wijs; zie maar
wat blonde, goudgele tint zij kregen in de oven: ziet gij de boter
afdruipen? Zoo ook zal geschieden met het vet van uwen buik.
--Ik heb geen eetlust, zei de monnik.
--Maar gij moet eten, zei Lamme. Meent gij misschien, dat het
heetekoeken van boekweitbloem zijn? 't Is zuivere tarwe, eerweerde
vader, dikke, vette vader, 't is bloem van tarwemeel, vader met
vierdubbele kin: ik zie de vijfde reeds aankomen, en mijn hert is
verblijd. Eet!
--Laat mij met vrede, dikzak, zei de monnik.
Lamme, die grammoedig werd antwoordde:
--Ik beschik over uw leven: hebt gij liever de koorde dan een goede
teil erwtensoep met stukjes geroosterd brood, zooals ik er u dadelijk
eene zal brengen?
En toen Lamme met de teil kwam, vervolgde hij:
--Erwtensoep alleen is eigenlijk geen eetmaal: ik heb er dan ook een
schotel knoedelen naar Duitsche wijs bijgevoegd: dat zijn balletjes
deeg met krenten, in het kokend water geworpen; knoedelen zijn zware
kost, doch kweeken spek. Eet zooveel als gij kunt: hoe meer gij eet,
hoe liever ik u zie: gij moet den viesneus niet spelen, en niet blazen
alsof gij meer dan uwe bekomst hadt: eet! Is het niet beter te eten
dan hangen te bengelen aan eene koord? Laat uwe dij zien! zij wordt
ook dikker; twee voet en zeven duim omtrek. Waar vindt men nog eene
hesp, die zoo dik is?
Een uur naderhand kwam hij weer bij den monnik:
--Neem, zeide hij, hier zijn negen duifjes: men heeft ze opzettelijk
geschoten voor u, de onschuldige dieren, die, onbevreesd, boven de
schepen vlogen; versmaad ze niet; in hunnen buik stak ik een balletje
boter, broodkruim, geraspte muskaatnoot, kruidnagelen gestampt in een
koperen vijzel, dewelke blinkt als uw vel: mevrouw de zonne is gansch
verheugd zich te mogen spiegelen in een zoo helder gezicht als het uwe;
dat komt van het vet, van het goede vet, dat ik u bezorgde!
Voor den vijfden maaltijd, bracht hij een waterzoo.
--Wat denkt gij hiervan? vroeg hij hem. De zee draagt en spijst u;
meerder zou zij niet
|