j niet kan wezen, om naar recht en rede te bestieren;
om ze te behouden en te beminnen als een vader zijne kinderen, als
een herder zijn kudde, en zijn leven te wagen om ze te verdedigen;
doet hij het niet, zoo moet hij aanzien worden, niet voor eenen
vorst, maar voor eenen dwingeland. Door oproeping van soldaten,
door bullen van kruistocht en van kerkban, zond Philippus koning,
vier uitheemsche legers af tegen ons. Welke zal zijne straf wezen,
overeenkomstig de wetten en costumen van den lande?
--Hij weze vervallen, antwoordden de heeren der Staten.
--Philippus heeft zijne eeden verbroken; hij vergat de diensten, welke
wij hem bewezen, de zegepralen, welke wij hem hielpen behalen. Toen
hij zag, dat wij rijk waren, liet hij ons afzetten en bestelen door
die van den raad van Spanje.
--Hij weze vervallen als ondankbare en dief, antwoordden de heeren
der Staten.
--Philippus, vervolgde de griffier, stelde in de machtigste steden
des lands bisschoppen aan, begiftigde en bevoordeelde dezelven met
de goedingen der grootste abdijen; door de hulp van dezelven, bracht
hij de Spaansche Inquisitie in onze landen.
--Hij weze vervallen als beul, verkwister van eens andermans goeding,
antwoordden de heeren der Staten.
--Ten aanzien van de dwingelandij, vertoonden de edelen van de landen
ten jare 1566 een verzoekschrift, bij hetwelk zij den souvereinen
vorst smeekten zijn strenge plakkaten te verzachten en namelijk die
op het stuk der inquisitie: hij weigerde steeds.
--Hij weze vervallen als een tijger, die hardnekkig is in de wreedheid,
antwoordden de heeren der Staten.
De griffier vervolgde:
--Philippus wordt ernstig verdacht van, door die van zijnen raad
van Spanje, heimelijk den beeldenstorm en de plundering der kerken
te hebben bewerkt, ten einde, onder voorwendsel van misdaad en
wanordelijkheden, vreemde legers tegen ons te kunnen afzenden.
--Hij weze vervallen als een werktuig des doods, antwoordden de heeren
der Staten.
--Te Antwerpen deed Philippus de inwoneren slachten, en de Vlaamsche
en vreemde kooplieden ten onder brengen. Hij en zijn raad van
Spanje gaven, door heimelijke onderrichtingen, aan zekeren Roda,
een beruchten rabauw, het recht zich hoofdman der plunderaars te
verklaren, den buit op te garen, zijn naam, van hem, Philippus koning,
te gebruiken, zijne zegelen na te maken en zich te gedragen als zijn
landvoogd en stedehouder. De onderschepte koninklijke brieven, welke
zich in onze handen b
|