d de Prins, te Delft zijnde, door een vierden moordenaar
met drie kogels in de borst getroffen. En hij stierf, volgens zijne
spreuk: "Rustig onder de wreede baren".
Zijne vijanden zeiden van hem, dat hij, om koning Philippus te
bestoken, en daar hij toch niet hoopte over de zuidelijke, katholieke
Nederlanden te regeeren, deze bij geheim verdrag aangeboden had aan
monseigneur Zijne Groote Hoogheid van Anjou. Doch deze was geenszins
geboren om de telg Belgieland te verwekken bij de Vrijheid, dewelke
niet houdt van buitensporige minnarijen.
En Uilenspiegel verliet met Nele de vloot.
En het Belgische vaderland zuchtte onder het juk, geworgd, gekneveld
door de verraders.
IX.
Toen was men in de maand van het rijpe koren; de lucht was drukkend,
de wind zoel: onder den vrijen hemel, op een vrijen grond, konden
maaiers en pikkers in de akkers vrijelijk het koren oogsten, dat zij
gezaaid hadden.
Friesland, Drente, Overijsel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant,
Noord- en Zuid-Holland; Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, Duiveland
en Schouwen, welke Zeeland uitmaken; heel de kust der Noordzee,
van Knokke tot den Helder; de eilanden Texel, Vlieland, Ameland,
Schiermonnikoog zouden, van de Wester-schelde tot de Ooster-Eems,
het Spaansche juk afschudden; Maurits, zoon van den Zwijger, zette
den oorlog voort.
Nog ten volle in het bezit van hunne jeugd, hunne kracht en hunne
schoonheid,--want de liefde en de geest van Vlaanderen blijven immer
jong,--leefden Uilenspiegel en Nele rustig in den toren van Veere,
in afwachting, dat, na menigvuldige wreede beproevingen, de wind der
vrijheid over het Belgische vaderland zou waaien.
Uilenspiegel had gevraagd om bevelhebber en wachter van den toren
te worden benoemd, aanvoerende, dat hij, met zijne arendsoogen en
hazenooren, zou kunnen zien en hooren of de Spanjaard het soms niet
beproefde terug te komen naar de verloste landen en dat hij alsdan
wacharm zou luiden.
De magistraat deed wat hij vroeg: om den wille van zijn goede diensten,
gaf men hem een gulden daags, twee pinten bier, boonen, kaas, beschuit,
alsmede drie pond vleesch in de week.
Aldus leefden Uilenspiegel en Nele getweeen heel goed; van verre zagen
zij met vreugde de vrije Zeeuwsche eilanden: weiden en bosschen,
kasteelen en vestingen, en de gewapende schepen der Geuzen, die de
kusten bewaakten.
's Nachts klommen zij zeer dikwijls omhoog op den toren en, daar naast
elkander gezeten, koutten zij ove
|