van,
en weldra zult gij hem de hoeken zijner kooi zien vullen.
--Wij zullen hem voortmesten, zeiden zij.
--En nu, vervolgde Lamme, tot den monnik sprekend, u ook, rabauw,
dien ik doe voeden op kloosterwijs, in stee van u te doen hangen,
u ook zeg ik vaarwel: en leef op hoop van vet en van geraaktheid!
Vervolgens zijne vrouw, zijn Kalleken, in de armen drukkend, voegde
hij er bij:
--Kijk, gij moogt knorren of balken, maar ik neem ze mee, gij zult
ze niet langer geeselen!
Maar de monnik, in woede ontstoken, zeide tot Kalleken:
--Gij keert dus terug naar uw leger van wellust, o zinnelijke
vrouwe! Ja, gij gaat henen zonder mededoogen met den armen martelaar
voor Gods woord, die u de heilige, zoete en hemelsche geeseling
leerde. Wees gedoemd! Nooit schenke een priester u vergiffenis;
de grond brande onder uwe voeten; suiker weze u zout; ossevleesch
weze u kroengevleesch; brood weze u assche; de zonne weze u ijs,
en sneeuw een hellevuur; de vrucht uws lichaams weze gevloekt;
uwe kinderen wezen afschuwelijk: met de leden van een aap, een
verkenshoofd grooter dan hun buik; lijden, weenen, zuchten weze uw lot
in deze wereld en in de andere, in de helle die u wacht, de helle van
zwavel en pik, die branden voor de wijven van uw slag; gij weigerdet
mijn vaderlijke liefde: wees driemaal vermaledijd door de heilige
Drievuldigheid; zevenmaal vermaledijd door de kandeleers der Ark;
de biecht weze u verdoemenis; de hostie weze u doodelijk venijn; en,
in de kerken, richte elke vloersteen zich op om u te verpletteren en
u te zeggen: "Hier is de hoereerster; hier is de verdoemde; hier is
de vermaledijde!"
En Lamme sprong op van geluk en riep blijde uit:
--Zij was trouw, de monnik heeft het gezegd! Leve Kalleken!
Doch zij, weenend en sidderend, zeide:
--O, Lamme, neem die verdoemenis over mij weg! Ik zie de helle! Neem
de verdoemenis weg!
--Monnik, trek de verdoemenis in, gebood Lamme.
--Ik zal het niet doen, dikzak, antwoordde de monnik.
En de vrouw, bleek en sidderend, viel op de knieen en smeekte broer
Adriaensen met de handen te zamen.
En Lamme zei tot den monnik:
--Trek de verdoemenis in of gij wordt gehangen: en, breekt de koorde,
uit hoofde van uwe zwaarte, zoo wordt gij herhangen, totdat de dood
er op volge.
--Gehangen en herhangen! zeiden de Geuzen.
--Als het zoo is, zei de monnik tot Kalleken, ga dan, ontuchtige
vrouwe; ga dan met dien dikzak; ga, ik hef mijne verdoemenis op, maar
God en al
|