FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421  
422   423   >>  
den volgenden dag, bij de eerste ochtendschemering, werd Uilenspiegel gewekt door Lamme, die schreeuwde: --Uilenspiegel! Uilenspiegel! help, laat heur niet vertrekken. Snijd de koorden door! snijd ze door! Uilenspiegel klom op het dek en vroeg: --Waarom roept gij? ik zie niets. --Zij is 't, antwoordde Lamme, zij is 't, mijne vrouw, daar in die sloep, welke de vlieboot omvaart; ja, om de vlieboot, van welke die zangen en die vedeltonen kwamen. Nele was ook op het dek geklommen. --Snijd de koorden door, mijne vriendin, zei Lamme. Ziet gij niet, dat mijne wond genezen is? Heur zachte hand heeft ze verbonden; zij, ja, zij. Ziet gij ze rechtstaan in de sloep? Hoort gij? Zij zingt nog. Kom, mijne liefste, kom, ontvlucht uwen armen Lamme niet meer, die zonder u zoo moederziel alleen was op de wereld. Nele nam zijne hand vast en legde de heure op zijn voorhoofd. --Hij heeft nog koorts, sprak zij. --Snijdt de koorden door, zei Lamme; geeft mij eene sloep! Ik ben levend, ik ben gelukkig, ik ben genezen! Uilenspiegel sneed de koorden door: Lamme sprong in zijn wit linnen hooze, zonder wambuis, uit zijn bed, en wilde zelf de sloep in zee laten. --Zie hem bezig, zeide Nele tot Uilenspiegel: zijne handen beven van ongeduld. Toen de sloep gereed was, daalden Uilenspiegel, Nele en Lamme er in met eenen roeier, en deze wriggelde naar de vlieboot, die, verre in de reede, op anker lag. --Zie, wat schoone vlieboot, zeide Lamme, die weldra, uit ongeduld, de plaats van den roeier ingenomen had. De romp en de masten van de vlieboot kwamen slank uit op den frisschen morgenhemel, die, als verguld kristal, gekleurd werd door de rijzende zonne. Terwijl Lamme dapper doorwrikte, vroeg Uilenspiegel hem: --Zeg ons nu hoe gij ze terugvondt. Lamme antwoordde met horten en stooten: --Ik sliep, reeds aan de beterzijde. Eensklaps dof gerucht. Stuk hout klopt op het schip. Sloep! Op het gerucht een matroos toegeloopen: Wie daar? Een zoete stem, de heure, mijn zoon, de heure antwoordt: "Vrienden". Vervolgens grovere stem: "Vive le Geus: bevelhebber van vlieboot Johanna moet Lamme Goedzak spreken". Matroos laat de ladder beneden. De maan glom. Ik zie mannelijke gedaante op het dek klimmen: breede heupen, ronde knieen, breed bekken; vrouw, maar geen man, zei ik bij mij zelven: ik voel als eene roos die ontluikt en mijne kaak streelt: heure lippen, mijn zoon, en ik hoor heur zeggen, begrijpt gij? zij zelve, mij met ku
PREV.   NEXT  
|<   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421  
422   423   >>  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

vlieboot

 

koorden

 

ongeduld

 

kwamen

 

gerucht

 
zonder
 

genezen

 
roeier
 

antwoordde


verguld

 
morgenhemel
 
masten
 
frisschen
 

Terwijl

 
stooten
 

horten

 
terugvondt
 

dapper

 

beterzijde


Eensklaps
 

doorwrikte

 

rijzende

 

gekleurd

 

kristal

 

beneden

 

zelven

 

bekken

 
breede
 

heupen


knieen

 

zeggen

 

begrijpt

 

lippen

 

ontluikt

 

streelt

 

klimmen

 

gedaante

 
Vervolgens
 
grovere

Vrienden
 

antwoordt

 
toegeloopen
 
bevelhebber
 

ladder

 
mannelijke
 

Matroos

 

spreken

 

Johanna

 
Goedzak