r zijde en sprak:
--Lamme, die groote kalmte van Amsterdam verontrust mij. Zij voeren
iets in hun schild.
--Ik dacht er aan, zeide Lamme. Het water vervriest in de kruiken in de
schapraai; de kiekens zijn hard als hout; de worsten gansch berijmd;
de boter is als steen, de olie geklonterd, het zout droog als zand
in de zonne.
--Vorst is op handen, zeide Uilenspiegel. Zij zullen, in grooten
getale, ons komen beschieten met donderbussen.
Hij begaf zich naar het admiraalschip en zei daar wat hij vreesde;
de vlootvoogd antwoordde:
--De wind blaast uit Engeland: we krijgen sneeuw, maar geen vorst:
keer terug naar uw schip.
En Uilenspiegel ging henen.
's Nachts woedde een hevige sneeuwstorm; maar weldra blies de wind
uit Noorwegen, de zee vroor toe, zij was effen als een vloer. De
admiraal zag dit schouwspel.
In de vrees, dat die van Amsterdam de schepen in brand zouden steken,
beval hij den soldaten hunne schaatsen in gereedheid te houden,
voor het geval dat zij buiten en rondom de schepen moesten vechten,
en den kanonniers de kogels bij hoopen naast de affuiten te leggen,
de stukken te laden en de lonten gedurig in brand te houden.
Maar die van Amsterdam kwamen niet.
En aldus zeven dagen lang.
Tegen den avond van den zevenden dag beval Uilenspiegel, dat een goed
festijn gegeven werd aan de matrozen en soldaten, om hen te wapenen
tegen den scherpen wind, die woei uit het Noorden.
Maar Lamme zeide:
--Er blijft ons niets meer over dan beschuit en kort bier.
--Vive le Geus! zeiden zij. Dit zal ons een vastenfestijn zijn,
in afwachting van het uur van 't gevecht.
--Dat nog zoo gauw niet zal slaan, zeide Lamme. Die van Amsterdam
zullen komen om onze schepen te verbranden, maar dezen nacht nog
niet. Eerst zullen ze te hoop moeten komen rondom het vuur, en daar
menigen beker warmen wijn ledigen,--God verleene er u,--vervolgens,
als zij tot middernacht zullen beraadslaagd hebben met kalmte,
verstand en geduld, zullen zij beslissen morgen te besluiten of zij,
al dan niet, ons de toekomende week zouden aanvallen. Morgen zullen
zij, opnieuw onder het drinken van warmen wijn,--God verleene er
u,--opnieuw met kalmte, geduld en volle kannen beslissen dat zij een
anderen dag zullen vergaderen, ten einde uit te maken of het ijs, al
dan niet, een groote menigte kan dragen. En zij zullen het ijs doen
onderzoeken door deskundigen, dewelke hunne besluiten op perkament
zullen neerschrijven. Als zij die ontvange
|