p te passen:
--Mijn vriend! mijn vriend! zij hebben in den stal een verken gestolen
en daar zijn ze bezig met het te kelen. Ho! de dieven! kon ik maar op!
Uilenspiegel klom op het dek en zag niets dan den monnik. Toen deze
hem ontwaarde, viel hij op zijne knieen en riep, met de handen naar
hem uitgestoken:
--Messire kapitein, kapitein van de wakkere Geuzen, geducht te land
en ter zee, uwe soldaten willen mij ophangen, omdat ik zondigde met
mijn tonge; dat is een onrechtveerdige straf, messire kapitein, want
dan moesten al de advocaten, procureurs, predikanten en al de vrouwen
met hennep begiftigd worden, en zou de wereld zekerlijk uitsterven;
messire, red mij van de koorde: ik zal voor u bidden, gij zult niet
verdoemd wezen; schenk mij vergiffenis. De spreekduivel sleepte mij mee
en deed mij gedurig snateren: dit is een groot ongeluk voor mij. Dan
verbittert zich mijn arme gal en doet ze mij allerhande dingen zeggen,
die niet gemeend zijn. Genade, messire kapitein, en gij allen, mijne
heeren, bidt voor mij.
Plotseling verscheen Lamme in zijn hemde op het dek, en hij zei:
--Kapitein en vrienden, wat ben ik blijde: 't was maar de monnik,
dien ik hoorde schreeuwen, en geenszins het verken. Uilenspiegel,
mijn zoon, ik heb een uitmuntend plan uitgedacht ten opzichte van
Zijne Paterschap; schenk hem het leven, maar laat hem niet vrij, of
hij speelt ons nog slechte poetsen op het schip: laat liever voor hem
op het dek een enge, goed verluchte kooi maken, in dewelke hij slechts
kan zitten en slapen, gelijk voor de kapoenen; laat mij hem spijzen,
en hij worde gehangen als hij zooveel niet eet als ik wil.
--Hij worde gehangen, als hij niet eet, zeiden Uilenspiegel en
de Geuzen.
--Wat schikt gij met mij te doen, dikzak? vroeg de monnik.
--Dat zult ge later gewaarworden, antwoordde Lamme.
En Uilenspiegel deed zooals Lamme wilde, en de monnik werd in de kooi
gestoken, en elkeen kon hem op het gemak komen zien.
Lamme was terug in de keuken gekeerd; Uilenspiegel volgde hem daar
en hoorde hem twisten met Nele:
--Ik leg mij te bed niet, zeide hij, neen, ik leg mij te bed niet;
anderen zouden mijne sausen komen vermorsen; neen, ik blijf in mijn
bed niet liggen lijk een kalf!
--Maak u niet boos, Lamme, zeide Nele, of uwe wond gaat opnieuw open,
en gij sterft.
--Wel, zeide hij, dan sterf ik: ik ben moede van te leven zonder mijne
vrouw. Is het niet hard genoeg voor mij, heur verloren te hebben, dat
gij mij, de
|