n en gelezen hebben, zullen
zij daarover verslag maken, waaruit zal blijken, dat het ijs een halve
el dik is, dat het sterk genoeg is om eenige honderden soldaten met
donderbussen en veldgeschut te dragen. Vervolgens opnieuw bijeenkomend,
om met kalmte en geduld, onder het drinken van menigen beker warmen
wijn te beraadslagen, zullen zij berekenen of het, om den wille van
den schat van Lissabon, dien wij hebben gekaapt, raadzaam is onze
schepen te bestormen of wel te verbranden. En, aldus besluiteloos,
maar dralend, zullen zij nochtans beslissen dat zij onze schepen
moeten nemen, en geenszins verbranden, niettegenstaande al het leed
en de schade, die zij ons daarmee zouden doen.
--Gij spreekt goed, antwoordde Uilenspiegel; maar ziet eens die
vuren aansteken in de stad en al die lieden haastig rondloopen met
lanteernen in de hand?
--'t Is van groote koude, zei Lamme.
En, zuchtend, voegde hij er bij:
--Alles is opgegeten. Geen ossevleesch, geen pekelvleesch, geen
gevogelte meer; geen wijn meer, laas! noch goed dobbel bier; niets
dan beschuit en kort bier. Wie komt er mee?
--Waar gaat gij? vroeg Uilenspiegel. Niemand mag het schip verlaten.
--Mijn vriend, zeide Lamme, thans zijt gij kapitein en
gezagvoerder. Zonder uwe toestemming zal ik het schip niet
verlaten. Doch gelief te bedenken, dat onze laatste worst er
eergisteren aan was; dat, in dezen harden tijd, keukenvuur de vreugd
van de goede maats is. Wie onzer is niet bereid den geur van goede saus
op te snuiven, of een lekker glaasje te drinken, hetwelk vroolijkheid
en goeden wil voor een ieder baart? Nu, kapitein en trouwe vriend,
ik durf het u zeggen: ik vreet mij het hert op, ik eet niet; ik, die
voor de rust ben, die niet geerne moord, tenzij een malsche gansch,
een vet kieken, een smakelijken kalkoen; ik volg u in de vermoeienissen
des oorlogs. Zie gindsche lichten, 't zijn die eener rijke hoeve,
goed voorzien van groot en klein vee. Weet gij wie daar woont? 't Is
die schipper van Friesland, die messire Dandelot verried en achttien
arme heeren en vrienden naar het nog Spaanschgezinde Enkhuizen
bracht, dewelke door zijn toedoen op de Peerdenmarkt--dat is de
Kleine Zavel--te Brussel, onthalsd werden. Die verrader, die Slosse
heet, ontving van den hertog twee duizend florijnen als prijs zijns
verraads. Met het geld van het bloed kocht hij, als een ware Judas,
de hoeve, die gij daar ziet, en zijn groot vee, en de velden in 't
ronde, dewelke gedijen en blo
|