de roovers uit hunne goederen te drijven; het standbeeld van
den hertog is nedergehaald, maar de beeltenis van de Inquisitie is
in al de herten".
En het arme volk en de jammerende poorters wachtten steeds op den
trouwen en wakkeren hoofdman, die hen zou brengen naar het gevecht
voor de vrijheid.
En zij zeiden tot elkander: "Waar zijn de doorluchtige onderteekenaren
van het Eedverbond, allen vereenigd, naar zij zeiden, voor het heil
des Vaderlands? Waarom sloten die valsche lieden een zoo "heilig
verbond", als zij het dadelijk daarna zouden verbreken? Waarom zich
met zooveel gezwets vereenigen, de gramschap des konings verwekken,
om daarna uiteen te gaan, als verraders en bloodaards? Met vijfhonderd
als zij waren, groote en kleine heeren, als broeders vereenigd, konden
zij ons van de Spaansche furie bevrijden; maar zij offeren Belgie's
heil op aan hun eigen welzijn, zooals ook Egmond en Hoorne deden.
... Laas! zeiden zij, nu zal don Juan komen, die heerschzuchtige
vrouwengek, vijand van Philippus, maar nog grootere vijand van onze
landen. Hij komt voor den paus en zich zelf. Edelen en geestelijken
plegen verraad".
En zij beginnen een schijnoorlog. Op de muren van de straten en
stegen van Gent en van Brussel, tot zelfs op de masten van de schepen
der Geuzen, zag men toen uitplakken de namen van de legerhoofden
en bevelhebbers van versterkte plaatsen, die verraad pleegden:
die van den graaf van Liedekerke, dewelke zijn slot niet verdedigde
tegen don Juan; van den provoost van Luik, dewelke de stede aan don
Juan wilde verkoopen; van de heeren van Aerschot, van Mansfeld, van
Berlaymont, van Rennenberg; van den Staatsraad, van George Lalaing,
stadhouder van Friesland; van het legerhoofd, den heer van Rossignol,
afgezant van don Juan, bemiddelaar tusschen Philippus en Jaureguy,
den onbehendige, die moord wilde plegen op den Prins van Oranje; den
naam van den aartsbisschop van Kamerijk, die de Spanjaards binnen
de stede wilde laten komen; de namen der jezuieten van Antwerpen,
die drie tonnen gouds--dat maakt twee millioen gulden--boden aan
de Staten om het kasteel niet af te breken, om het voor don Juan te
behouden; van den bisschop van Luik; van de Roomsche predikanten, die
de patriotten belaagden; van den bisschop van Utrecht, door de poorters
om zijn verraad uit het Sticht verdreven; van de bedelorden, die te
Gent konkelden ten voordeele van don Juan. Die van 's Hertogenbosch
stelden aan de kaak den naam van den kar
|