trozen en soldaten:
--De bloedige hertog is te Utrecht; hij durft er een lieftallig
plakkaat afkondigen, hetwelk onder meer genadige giften belooft:
honger, dood, ondergang voor de inwoneren der Nederlanden, die zich
niet onderwerpen. Alles wat nog recht staat, zegt hij, zal neergehaald
worden, en Zijn Koninklijke Majesteit zal het land bevolken met
vreemdelingen. Bijt, hertog, bijt! De vijl breekt de tanden der
adderen; wij, wij zijn vijlen! Vive le Geus!
... Alva, het bloed maakt u dronken! Meent gij, dat wij uwe
bedreigingen vreezen of aan uwe goedertierenheid gelooven? Uw
roemrijke regimenten, wier lof gij door heel de wereld verkondigdet,
uwe schepen, wier naam alleen uwen overmoed schetsen, bleven zeven
maanden lang Haarlem beschieten, een zwakke stede, door heure poorters
verdedigd. Zij zijn als gewone stervelingen in de lucht gesprongen,
bij 't ontploffen der mijnen; poorters begoten ze edelmoedig met pik;
eindelijk behaalden zij een roemvolle zege: zij keelden ontwapende
vijanden. Hoort gij Gods uur slaan, bloedige beul?
... De stede verloor haar wakkere verdedigers, hare steenen zweetten
bloed. Bij heure belegering verloor en verteerde zij twaalfhonderd
tachtigduizend gulden. De bisschop is terug in de stede; met vlugge
hand en vroolijke tronie herwijdt hij de kerken; don Frederik woont die
wijdingen bij; de bisschop wascht hem de handen, dewelke voor God rood
zullen blijven, en hij gebruikt het Avondmaal onder de beide gedaanten,
wat aan het arme gemeen niet geoorloofd wordt. En de klokken luiden, en
de beiaard werpt in de lucht zijn stille, welluidende tonen: 't is als
een engelenkoor op een kerkhof. Oog om oog, tand om tand! Vive le Geus!
XX.
Toen waren de Geuzen te Vlissingen, waar Nele koorts vatte. Gedwongen
het schip te verlaten, werd zij ingenomen bij Peeters, een hervormde,
op de Turfkaai.
Uilenspiegel, hoewel treurig, was toch blijde als hij dacht, dat de
Spaansche kogels heur niet konden treffen in dat bed, waar zij zeker
zou genezen.
En, met Lamme, was hij gedurig bij heur, om heur goed en liefdevol
te verzorgen. En daar koutten zij met elkander.
--Trouwe vriend, zei Uilenspiegel eens, kent gij het nieuws?
--Neen, mijn zoon, zei Lamme.
--Hebt gij de vlieboot gezien, die laatst onze vloot kwam versterken,
en weet gij wie daar alle dagen speelt op de vedel?
--Ten gevolge van de laatste verkoudheid, zeide Lamme, tuiten mijne
beide ooren en ben ik wat doof. Waarom lacht g
|