l, Lamme en
Nele, den kloosters het goed teruggenomen, dat deze vergaard hadden,
door middel van begankenissen, valsche mirakelen en andere Roomsche
mommerijen, ten koste van 't onnoozele volk. Dit was in strijd met
de bevelen van den Zwijger, den prins van de vrijheid, maar het
geld diende voor de kosten des oorlogs. Lamme Goedzak vergenoegde
zich niet met het geld, doch hij roofde nog in de kloosters hespen,
worsten, bottels bier, flesschen wijn; niet zelden kwam hij terug met
eene weitasch vol gevogelte, kalkoenen, ganzen, kapoenen en kiekens
op den buik en met eenige monnikenverkens en kloosterkalveren achter
zich aan een touw. En dit krachtens het oorlogsrecht, naar hij zeide.
Vol blijdschap bij elke verovering, bracht hij zijn buit naar het
vaartuig om er lekker mee te smullen; maar hij deed bitter zijn
beklag, dat de kok zoo weinig ervaren was in de edele konsten van
koken en braden.
Nu, dien dag hadden de Geuzen een lekker glaasje op de zege gedronken,
en ze zeiden tot Uilenspiegel:
--Gij staat steeds met den neus in den wind, om tijdingen van het
vasteland te vernemen; gij kent al de krijgsavonturen: zing ze ons
eens. Maar Lamme moet op de trom slaan en de bevallige pijpster zal
naar de maat van het lied spelen.
En Uilenspiegel zeide:
--Op een frisschen, helderen Meimorgen, vond Lodewijk van Nassau
dewelke Bergen meende binnen te rukken, zijne voetknechten en zijne
ruiters niet meer. Eenige vertrouwden hielden eene poort geopend
en eene brug was neergelaten, opdat hij de stede kon nemen. Maar
de poorters bemachtigden de brug en de poort. Waar zijn de soldaten
van graaf Lodewijk? De poorters gaan de brug ophalen. Graaf Lodewijk
blaast op den horen.
En Uilenspiegel zong:
Waar zijn uw voetgangers? Waar uw ruiters?
Verdwaald in het bosch, alles vertredend,
Dorre twijgjes en bloeiende klokjes.
Vrouw Zon doet blinken
Roode strijdlustige wezens
En glansende manen van rossen.
Graaf Lodewijk steekt den hoorn.
Ze hooren 't. Slaat zacht de trom.
In gestrekte vaart, met schuimend gebit,
Bliksemren, wolkenren,
Een hoos van kletterend staal!
Zij vliegen, de zware ruiters!
Spoed, spoed! Ter hulp!
De brug gaat op.... De spoor
In den bloedenden buik der paarden.
De brug gaat op: verloren stad.
Er voor reeds. Is het te laat?
Te vierklauw, met schuimend gebit!
Chaumont, op zijn gelen vos,
Springt op de brug die terugval
|