FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389  
390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   >>   >|  
zou sterven van honger, ten ware de Geus? En, inderdaad, allen bleek, mager ontdaan en bibberend van koorts, stonden zij daar lijk spoken. Den 16n van Oogstmaand, om vijf uren's avonds, kwamen de soldaten lachend binnen en zij gaven hun brood, kaas en bier. Lamme sprak: --Dit is ons doodmaal. Te tien uren kwamen vier vendrigs; de hoplieden deden de poorten van vier kloosters openen en bevalen den gevangenen gevieren achter de pijpen en trommels te gaan, tot aan de plaats, waar men hen zou doen stilstaan. Sommige straten waren rood van 't bloed; en zij stapten naar 't Galgeveld. Hier en daar waren de weiden bemorst met plassen bloed; overal was er bloed op de muren gespat. De raven kwamen bij zwermen van alle kanten; de zonne verborg zich in een bed van dampen, de hemel was nog helder, en in het diepste deszelven ontwaakten schuchter de sterren. Eensklaps hoorden zij een hertverscheurend gehuil. De soldaten zeiden: --Die daar schreeuwen, zijn de Geuzen van het fort Fuike, buiten de stad; men laat ze sterven van honger. --Wij ook, zeide Nele, wij gaan sterven. En zij weende. --De assche klopt op mijn hert, zeide Uilenspiegel. --Ha! zeide Lamme in 't Vlaamsch,--de soldaten van het geleide verstonden die mannelijke taal niet,--ha! zeide Lamme, had ik dien bloedigen hertog onder handen en kon ik hem, tot zijne kroenge er van berst, alle die koorden, galgen, pijnbanken, foltertuigen, gewichten en Spaansche leerzen doen eten; kon ik hem doen drinken al het bloed, dat door hem werd vergoten; kon ik, na duizenden folteringen, hem het hert uit de borst rukken en hem dit rot en giftig ingewand rauw doen eten! Dan zou hij voorzeker, van het leven naar den dood tiegend, in de solferkolk vallen, alwaar de duivel het hem zonder ophouden gelieve te doen eten en nog te doen eten. En aldus tot in de eeuwigheid der eeuwigheden! --Amen! zeiden Uilenspiegel en Nele. --Maar ziet gij niets? vroeg zij. --Neen, sprak Uilenspiegel. --In 't Westen zie ik, zeide zij, zeven mannen en vrouwen in eenen kring gezeten. Een der mannen is gekleed in het purper en draagt een gouden kroon op het hoofd. Hij schijnt de hoofdman der anderen, die allen in lompen en vodden gehuld zijn. In het Oosten zie ik een andere groep van zeven komen: insgelijks aangevoerd door iemand, ook gekleed in het purper, doch zonder kroon op het hoofd. En zij gaan op tegen die van het Westen. En zij vechten tegen hen in de wolken; maar nu zie ik
PREV.   NEXT  
|<   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389  
390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   >>   >|  



Top keywords:

kwamen

 

soldaten

 

Uilenspiegel

 
sterven
 

Westen

 
mannen
 

zonder

 
zeiden
 

honger

 
gekleed

purper

 
folteringen
 
vergoten
 
duizenden
 

rukken

 
foltertuigen
 

handen

 

kroenge

 

hertog

 
bloedigen

koorden

 

leerzen

 
drinken
 

Spaansche

 

gewichten

 

galgen

 

pijnbanken

 

giftig

 

hoofdman

 

schijnt


anderen

 

lompen

 

vodden

 
gouden
 

gezeten

 

draagt

 
gehuld
 

Oosten

 
vechten
 

wolken


iemand

 
aangevoerd
 

andere

 
insgelijks
 

vrouwen

 

solferkolk

 
tiegend
 

vallen

 

alwaar

 

duivel