eis.
--Hoort gij ze? sprak Uilenspiegel; zij zijn de roofvogelen der
arme menschen. Zij leven van de kleine vogelen, die de goeden en
eenvoudigen zijn.
En de met sterren gekroonde Zeven riepen: "Liefde, gerechtigheid,
goedertierenheid!"
En de zeven spoken grijnsden. En hunne stemmen geleken op die van
duizenden nachtuilen, die te gelijk krassen. En de Dood sloeg hen
met zijne zweep.
En het schip vaarde op den vloed en sneed alles in twee: booten,
vaartuigen, mannen, vrouwlieden, kinderen. Op de zee weergalmde het
gejammer der slachtofferen, die riepen: "Genade!"
En het roode schip ging over hen allen heen, terwijl de grijnzende
spoken krasten als nachtuilen.
En de Dood dronk dit water, hetwelk rood zag. van bloed.
En toen het schip in de nevelen verdwenen was, hield het gevecht op
en verzwonden de met sterren gekroonde Zeven.
En Uilenspiegel en Nele zagen anders niets meer dan den pikzwarten
hemel, de holle, bruisende zee, de donkere wolken, die voortgejaagd
werden boven het lichtende water en, dichter bij, bleekroode sterren.
Het waren de lanteernen van de twee en twintig bodemen der vloot. De
zee en de donder lieten een dof gerol hooren.
En Uilenspiegel trok zachtjes aan de wacharmklok en riep:--De
Spaanjaard! De Spanjaard! Hij stevent op Vlissingen!
En de kreet werd herhaald door geheel de Geuzenvloot.
En Uilenspiegel zeide tot Nele:
--Een grijze tint kleurt de zee en den hemel. De lanteernen flikkeren
nog slechts zwak; de ochtendschemering breekt aan, de wind wordt
frisscher, de baren werpen heur schuim over 't dek van de schepen, een
felle regen valt, doch eindigt weldra, de zon verrijst in volle gloor
en verguldt de toppen der golven: dat is uw glimlach, Nele, frisch als
het krieken van den morgen, zacht als de straal van de rijzende zon.
De twee en twintig bodemen varen voorbij; op de schepen der Geuzen
hoort men trommels en pijpen; Lumey roept: "In name des Prinsen,
op jacht!" Ewoud Pietersen Worst, schout-bij-nacht, roept: "In name
van Zijne Hoogheid, den Prins van Oranje en messire den admiraal, op
jacht!" Op al de schepen: op de Johanna, den Zwaan, de Anne-Mie den
Geus, het Eedverbond, den Egmond, den Hoorn, den Willem de Zwijger,
roepen al de kapiteins: "In name van Zijne Hoogheid, den Prins van
Oranje en messire den admiraal, op jacht!"
--Op jacht! Vive Le Geus! roepen de soldaten en de matrozen.
De hulk van Treslong, op dewelke Uilenspiegel diende, en den-Briel
genaamd
|