p staanden voet zullen opgeknoopt worden, en gij daarbij,
als gij niet dadelijk opkraamt!
En met een schop onder de broek, smeet hij hem buiten de kamer.
--Drinken! riep hij. Hebt gij de verwatenheid van dien Marinus
gezien? Ik ben woedend! Dat men de monniken dadelijk opknoope in
hunne schuur, en dat men dien Vlaming voor mij brenge, nadat hij hun
halsrecht bijgewoond heeft. We zullen eens zien of hij mij zal durven
zeggen, dat ik slecht deed. Alle duivels! waarom zijn hier nog potten
en glazen van doen?
En met groot gerucht sloeg hij de bekers en het vaatwerk kapot, en
niemand durfde hem aanspreken. De knechten wilden de stukken oprapen,
maar hij liet het niet toe; onmatig ledigde hij de eene flesch na de
andere, en hij werd nog woedender, want hij liep met groote stappen
de kamer op en neer, razend de scherven onder de voeten vertrappend.
Uilenspiegel werd voor hem gebracht.
--Hewel, zeide hij hem, brengt gij mij miede van uwe vrienden,
de monniken?
--Zij zijn gehangen, sprak Uilenspiegel, en een lafhertige beul,
door baatzucht gedreven, heeft een hunner, na zijnen dood,
den buik en de zijden geopend, om aan een apotheker het vet te
verkoopen. Soldatenwoord is geen gulden woord meer!
Lumey, voort de scherven vertrappend, bulderde:
--Gij trotseert mij, armzalige nietdeug, maar gij ook zult gehangen
worden, niet in eene schuur, maar schandelijk op de Markt, in het
aanschijn van elkeen.
--Schande over u, sprak Uilenspiegel, schande over ons: soldatenwoord
is geen gulden woord meer!
--Wilt gij zwijgen, ijzeren kop! riep messire Lumey.
--Schande over u, sprak Uilenspiegel, soldatenwoord is geen guldenwoord
meer! Straf liever de nietdeugen, verkoopers van menschenvet!
Messire Lumey vloog naar hem toe en hief de hand op om hem te slaan.
--Sla, sprak Uilenspiegel, ik ben uw gevangene, maar ik heb geen
schrik van u: Soldatenwoord is geen gulden woord meer!
Toen trok messire Lumey zijn degen en zeker had hij Uilenspiegel
gedood, zoo Treslong zijn arm niet weerhouden had, zeggende:
--Medelijden! hij is moedig en dapper, en heeft geenerlei misdaad
bedreven.
Lumey veranderde toen van gedachte en sprak:
--Dat hij vergiffenis vrage!
Maar Uilenspiegel bleef rechtstaan en sprak:
--Ik zal het niet doen.
--Dat hij ten minste zegge, dat ik geen ongelijk had, riep Lumey nog
blakend van woede.
Uilenspiegel antwoordde:
--Ik lik de hielen der heeren niet: soldatenwoord is geen gulden
woord
|