meer!
--Dat men de galge oprichte, sprak Lumey, en dat men hem wegbrenge,
dat zal woord van kemp voor hem wezen.
--Ja, antwoordde Uilenspiegel, en voor het vergaderde volk zal ik u
toeroepen: Soldatenwoord is geen gulden woord meer!
De galge werd opgericht op de Groote Markt. De mare liep weldra door
de stad, dat men Uilenspiegel ging hangen, den dapperen Geus. En het
gemeen was tot weenens toe bewogen. En in groote menigte snelde het
naar de Groote Markt; messire Lumey, te peerd, kwam er ook, daar hij
zelf het teeken van de terechtstelling wilde geven.
Wrokkig keek hij naar Uilenspiegel op de ladder, gekleed voor den
dood, in zijn hemd, de armen op zijn lichaam gebonden, de handen
samengevouwen, het strop om den hals, met den hangman naast zich,
welke gereed was om de straf te volbrengen.
Treslong zeide tot Lumey:
--Heer, schenk hem genade; hij is geen verrader, en nimmer zag men
een man hangen omdat hij openhertig en meewarig was.
Toen de mannen en vrouwlieden uit 't volk de woorden van Treslong
hoorden, riepen zij:
--Genade heer, genade, heb medelijden met Uilenspiegel.
--Die ijzeren kop heeft mij getrotseerd, sprak Lumey: dat hij berouw
hebbe en zegge, dat ik wel gedaan heb.
--Wilt gij berouw hebben en zeggen, dat hij wel gedaan heeft? vroeg
Treslong tot Uilenspiegel.
--Soldatenwoord is geen gulden woord meer, zeide Uilenspiegel.
--Steek het strop over zijnen hals, beval Lumey.
De hangman wilde gehoorzamen, doch een meideken, heel in 't wit
gekleed, met een kroontje op 't hoofd, beklom als waanzinnig de
trappen van het schavot, vloog Uilenspiegel om den hals en zeide:
--Die man is de mijne, ik neem hem tot echtgenoot!
En het volk juichte toe, en de vrouwlieden riepen:
--Leve, leve het meideken, dat Uilenspiegel redt van den dood!
--Wat beteekent die zotternij? vroeg messire Lumey.
Treslong antwoordde:
--Volgens de costumen en gebruiken van de stede, is het recht en wet,
dat een jonge dochter, maagd of ongehuwd, een man van de koord redt,
als zij hem aan den voet van de galge tot echtgenoot neemt.
--God is met hem, zeide Lumey; maak hem los!
Hij reed tot omtrent het schavot en zag het meideken druk bezig met
Uilenspiegel's koorden door te snijden, terwijl de beul het heur
wilde beletten, zeggende:
--Als gij ze doorsnijdt, wie zal ze betalen?
Maar het meideken luisterde niet.
Als hij heur zoo vlug en ijverig en liefdevol bezig zag, was hij
verteederd.
--Wie zi
|