FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362  
363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   >>   >|  
eeft hem de toelating gegeven de helle te verlaten. Alle dagen bidt hij den Heer Jezus voor hem. Hij moet maar zeven duizend jaar vagevuur meer doen: de Moeder Gods wil het, maar Satan verzet er zich tegen. Doch Maria drijft door wat zij wil. Zult gijlieden u verzetten tegen heuren wil? Als gij hem goed beziet, zult gij merken, dat hij niets meer heeft van zijn duivelschen staat, uitgenomen zijn ijskoud lichaam, en ook zijn gezicht, dat glanst lijk, in de oogstmaand, de branding der zee, als donder op handen is. En Joost Damman sprak: --Zwijg, tooveres, gij doet mij verbranden! Vervolgens zeide hij tot den baljuw en tot de schepenen: --Aanziet mij, ik ben geen duivel; ik heb vleesch en been, bloed en water. Ik drink en eet, verteer en werp uit lijk gijlie; mijn vel is gelijk het uwe en mijn voet insgelijks; beul, trek mijne schoenen uit, want met mijn gebonden voeten kan ik mij niet verroeren. De hangman deed het, niet zonder schrik. --Ziet, zeide Joost, terwijl hij zijn blanke voeten liet zien: zijn dat gespleten klauwen, zijn dat duivelspooten? Wat mijne bleekheid betreft, is niemand uwer zoo bleek als ik ben? Ik zie er meer dan drie onder ulieden. Maar die zondigde was niet ik, doch die leelijke tooveres en heure dochter, de boosaardige aanbrengster. Waar haalde zij het geld, dat zij leende aan Hilbert; van waar kwamen de florijnen, die zij hem gaf? Waren die niet het loon van den duivel, om de onschuldige edellieden aan te klagen en te doen sterven? Het is aan die beide vrouwen dat gij moet vragen, wie den hond in de lochting verworgde, wie den schat uit den put nam en er mee heenging, wellicht om de gestolen karolussen ergens elders te verbergen. Soetkin, de weduwe, kon geen vertrouwen stellen in mij, daar zij mij niet kende, doch wel in haarlieden, bij dewelken zij heel den dag vertoefde. Zij beiden zijn het, die het goed van den keizer hebben gestolen. --Vrouwe, hebt gij niets te zeggen tot uwe verdediging? Katelijne keek naar Joost Damman en zeide met liefde: --'t Is het uur van den nachtuil! Hans, mijn welbeminde, ik heb de hand van Hilbert. Zij zeggen, dat gij de zevenhonderd karolussen zult teruggeven. ... Doet het vuur weg, doet het vuur weg! kermde zij vervolgens. Drinken! drinken! mijn hoofd brandt! God en de engelen eten appelsienen in 't hemelrijk. En zij viel in bezwijming. --Neem ze weg van de pijnbank, beval de baljuw. De hangman en zijne knechts gehoorzaamden. Men zag ze
PREV.   NEXT  
|<   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362  
363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   >>   >|  



Top keywords:

zeggen

 

gestolen

 

karolussen

 
baljuw
 

duivel

 
Damman
 

tooveres

 
voeten
 

hangman

 
Hilbert

haalde

 
onschuldige
 
wellicht
 
ergens
 

elders

 
verbergen
 

leende

 

leelijke

 

florijnen

 
kwamen

sterven

 

lochting

 
vragen
 

verworgde

 

Soetkin

 

aanbrengster

 

boosaardige

 

dochter

 

heenging

 

klagen


vrouwen

 

edellieden

 

dewelken

 
drinken
 

brandt

 

engelen

 
Drinken
 

vervolgens

 
zevenhonderd
 

teruggeven


kermde

 
appelsienen
 

knechts

 
gehoorzaamden
 

pijnbank

 

hemelrijk

 
bezwijming
 

welbeminde

 

haarlieden

 

vertoefde