FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358  
359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   >>   >|  
gevangenen, die schreeuwden van dorst, naar de folterkamer. Daar werden zij rechtover elkander gezet en ieder gebonden op eene bank, bekleed met knoopkoorden, die hen schromelijk pijnigden. En ieder moest een glas water drinken, met zout en salpeter er in. Joost Damman kreeg vaak op zijne bank, maar de serjanten sloegen hem wakker. En Katelijne zeide: --Om Gods wil, slaat hem niet, mijne heeren, gij breekt zijn arm lichaam. Hij bedreef maar een enkele misdaad, uit liefde, toen hij Hilbert doodde. Ik heb dorst en gij ook, Hans, mijn beminde! Laat hem eerst drinken! Water! water! mijn lichaam brandt als vuur. Spaar hem, ik zal sterven voor hem! Drinken! Hans zeide tot haar: --Heks die gij zijt. Heeren rechters, smijt heure kroenge in 't vuur. Ik heb dorst! De griffiers schreven al zijne woorden op. Toen zei de baljuw: --Hebt gij niets te belijden? --Ik heb niets meer te zeggen, antwoordde Joost Damman: Gij weet alles. --Daar hij volherdt in zijn loochenen, zeide de baljuw, zal hij tot verdere en volledige belijdenis op de koordebank blijven zitten en zal hij dorst lijden, en men zal hem beletten te slapen. --Ik zal blijven, zei Joost Damman, en mij vermaken met die tooveres te zien lijden op heure bank. Hoe vindt gij 't huwelijksbed, nichtje? En zuchtend antwoordde Katelijne: --Koud van armen en warm van hert, Hans, mijn welbeminde. Ik heb dorst, mijn hoofd brandt! --En gij, vrouwe, sprak de baljuw, hebt gij niets meer te zeggen? --Ik hoor, zeide zij, de kar van den Dood en een dof gerammel van beenderen. Ik heb dorst! En Hij leidt mij naar een grooten troon, waar water is, frisch en klaar water; maar dit water is vuur. Hans, mijn vriend, verlos mij van die koorden. Ja, ik ben in het vagevuur en ginder omhoog zie ik Onzen Heer Jezus in het hemelrijk zitten, met zijn allergenadigste moeder, de Maagd Maria. Ho! Heilige Moeder Gods, een droppelken water! Eet die sappige vruchten alleen niet op! --Die vrouw is door wreede uitzinnigheid getroffen, zei een van de schepenen. Men moet ze van de pijnbank verwijderen. --Zij is niet uitzinniger dan ik; zei Joost Damman, 't is gehuichel en gemaakt spel. En met dreigende stemme, sprak hij tot Katelijne: --Ik zal u zien branden in 't vuur, u, die zoo goed de uitzinnige speelt. En grijnzend, lachte hij om zijn boosaardige leugen. --Ik heb dorst, zei Katelijne, hebt medelijden, ik heb dorst! Hans mijn welbeminde, geef mij te drinken.
PREV.   NEXT  
|<   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358  
359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   >>   >|  



Top keywords:
Katelijne
 

Damman

 
baljuw
 

drinken

 

antwoordde

 

zeggen

 
brandt
 

lichaam

 
welbeminde
 
zitten

blijven

 

lijden

 

vagevuur

 

koorden

 

verlos

 
omhoog
 

ginder

 

gerammel

 

beenderen

 

grooten


frisch

 

vrouwe

 
vriend
 

Heilige

 
gemaakt
 

dreigende

 
stemme
 

gehuichel

 

pijnbank

 
verwijderen

uitzinniger
 

branden

 

boosaardige

 

leugen

 

medelijden

 

lachte

 

uitzinnige

 

speelt

 

grijnzend

 

Moeder


droppelken

 

hemelrijk

 

allergenadigste

 
moeder
 
sappige
 

uitzinnigheid

 

getroffen

 

schepenen

 

wreede

 
vruchten