FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315  
316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   >>   >|  
end de tong naar heur uitstaken: --Elk zijne beurt op de wereld. Wie had dat gedacht van de gierige Stevenijne? Zij zal voor ons werken als onze dienstmeid. Gezegend zij onze heer, gezegend zij Uilenspiegel! Vervolgens zei Uilenspiegel tot de zeven beenhouwers en tot Lamme Goedzak: --Ledigt de wijnkelders, neemt al het geld; het zal dienen tot het onderhoud van Stevenijne en de vier meidekens. --Zij knarsetandt, de gierige Stevenijne, zeiden de meidekens. Gij waart hard jegens ons, nu is men het ook jegens U. Gezegend zij onze heer, gezegend zij Uilenspiegel! En de drie deernen wendden zich tot Gilline: --Gij waart heure dochter, heure broodwinster, zeiden zij, met heur deeldet gij de vruchten van uw eerloos spionbedrijf. Zoudt gij ons nog durven slaan en beleedigen, met uwe goudlinnen kleeren? Voor ons koesterdet gij niets dan verachting, omdat wij maar bombazijn droegen. Als gij zoo schoon gekleed waart, was het alleen met den prijs van het bloed uwer slachtofferen. Wij zullen heur kleed van heur lijf rukken, opdat zij onze gelijke zou wezen. --Dat zal ik niet dulden, sprak Uilenspiegel. En Gilline vloog hem om den hals en sprak blijde: --Gezegend zijt gij, die mij spaart van den dood en niet duldt dat ik leelijk weze! En de afgunstige meidekens bezagen Uilenspiegel en spraken tot elkander: --Hij is zot van haar, evenals de anderen. Gilline nam heure vedel en zong een liedeken van vurige minne. De zeven vertrokken naar Petegem, langsheen de Leie, en leidden de serjanten en de meidekens mede. Onderweg murmelden zij: --'t Is van te beven den klinkaard! 't Is van te beven den klinkaard! Met den dageraad kwamen zij nabij het kamp. Zij zongen als de leeuwerik en het gekraai van den haan antwoordde hun. De meidekens en de serjanten werden van dichtbij bewaakt. Edoch, den derden morgen werd Gilline dood gevonden: in heur hert stak een groote naald. Stevenijne werd door de drie meidekens beschuldigd en gebracht voor den bentkapitein, zijne tiendeniers en serjanten, in verschaar vergaderd. Daar bekende zij, zonder dat men heur op de pijnbank moest leggen, dat zij Gilline gedood had uit afgunst op heure schoonheid en uit woede, omdat de deerne heur zonder mededoogen als eene dienstmeid behandelde. En Stevenijne werd gehangen en vervolgens begraven in het bosch. Gilline werd ook begraven, en men las de gebeden der dooden over heur liefelijk lichaam. Doch de twee serjanten Judoc
PREV.   NEXT  
|<   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315  
316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   >>   >|  



Top keywords:
meidekens
 

Gilline

 
Stevenijne
 

Uilenspiegel

 

serjanten

 

Gezegend

 
jegens
 

zeiden

 
klinkaard
 
zonder

gezegend

 

gierige

 

dienstmeid

 

begraven

 

gekraai

 
antwoordde
 

elkander

 

kwamen

 

zongen

 

dageraad


leeuwerik

 

Onderweg

 
liedeken
 

Petegem

 
vurige
 

vertrokken

 
langsheen
 

murmelden

 

evenals

 
leidden

anderen
 

tiendeniers

 

deerne

 

mededoogen

 

schoonheid

 

afgunst

 

leggen

 

gedood

 

behandelde

 

gehangen


gebeden

 

dooden

 

lichaam

 
vervolgens
 
pijnbank
 

gevonden

 

groote

 

morgen

 

derden

 
dichtbij