FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341  
342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   >>   >|  
oordeelt mij niet tot het vuur: ik deed alles ondanks mij zelven; hebt medelijden, ik ben arm en oud; ik zal sterven van mijne wonden; verbrandt mij toch niet! Toen werd hij terug naar de vierschaar gebracht, onder den lindeboom, om er het vonnis te hooren, in bijzijn van het vergaderde volk. En als schromelijke moordenaar, dief en godslasteraar, werd hij veroordeeld om de tong met een gloeienden priem doorstoken te worden, de rechterhand afgekapt, en met een zacht vuur verbrand, totdat de dood er op volge, voor de pui van het Schepenhuis. En Tonia riep: --'t Is rechtveerdig, hij betale! En het volk riep: --Lang leven de Heeren van de Wet! En hij werd terug naar het Steen gebracht, alwaar men hem vleesch en wijn brengen kwam. En hij was blijde, zeggende, dat hij er tot dan toe nooit had gegeten en gedronken, maar dat de koning, die zijne goederen erfde, wel dien laatsten maaltijd mocht betalen. En hij grijnslachte. 's Anderen daags, bij zonsopgang, toen men hem naar het schavot bracht, zag hij Uilenspiegel omtrent den brandstapel staan; en hij riep, met den vinger naar hem wijzend: --Die daar, die moordenaar van grijsaards, moet insgelijks sterven; tien jaar geleden smeet hij mij te Damme in de vaart, omdat ik zijn vader had aangeklaagd. Daardoor diende ik, als trouw onderdaan, Zijne Katholieke Majesteit. De klokken van Onze-Lieve-Vrouwekerk klepten. --Voor u ook kleppen die klokken, sprak hij tot Uilenspiegel; gij zult gehangen worden, daar gij gemoord hebt! --De vischverkooper liegt, riepen die van 't gemeen; hij liegt, de beul, de moordenaar! En, als waanzinnig, smeet Tonia eenen steen naar hem, die hem kwetste aan 't voorhoofd. En ze riep: --Had hij u verdronken, ge zoudt niet geleefd hebben om mijn arm dochterken te bijten lijk een bloedzuiger, die ge zijt! Uilenspiegel uitte geen woord; Lamme sprak: --Heeft iemand den vischverkooper in 't water zien smijten? Uilenspiegel antwoordde niet. --Neen, neen, riep het gemeen, hij heeft gelogen, de beul! --Neen, ik heb geenszins gelogen, schreeuwde de vischverkooper, hij wierp mij er in, terwijl ik hem om vergiffenis smeekte, en ik kon er maar uitgeraken door middel van een schuitje, dat aan den oever vastgemeerd lag. Doornat en bibberend, kwam ik met veel moeite naar mijne armzalige hut, alwaar ik de koorts had, alwaar niemand mij oppaste, terwijl ik tusschen leven en dood lag. --Gij liegt, sprak Lamme, niemand heeft het g
PREV.   NEXT  
|<   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341  
342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

vischverkooper

 
moordenaar
 

alwaar

 

worden

 

gelogen

 
terwijl
 

niemand

 
gemeen
 
sterven

gebracht

 

klokken

 

kwetste

 

waanzinnig

 

voorhoofd

 
onderdaan
 

Katholieke

 

diende

 

aangeklaagd

 

Daardoor


Majesteit

 

kleppen

 
gehangen
 

gemoord

 
klepten
 

Vrouwekerk

 
riepen
 

iemand

 

middel

 
schuitje

vastgemeerd
 

uitgeraken

 

vergiffenis

 

smeekte

 

Doornat

 

bibberend

 

oppaste

 

tusschen

 

koorts

 

moeite


armzalige

 

schreeuwde

 

geenszins

 
bijten
 
bloedzuiger
 

dochterken

 

geleefd

 

hebben

 

smijten

 
antwoordde