aar komt de heraut met zijn trommelaars; hij leest
algemeene kwijtschelding af voor al degenen, die niets misdeden;
de anderen zullen wreedelijk worden gestraft.
... Luistert spitsbroeders, hij leest het plakkaat, hetwelk, onder
straffe van beschuldiging van muitmakerij, de betaling van den tienden
en den twinstigsten penning beveelt.
En Uilenspiegel zong:
Hertog, hoort ge de stem van het volk,
't Geweldig rumoer? 't Is de zee die zwelt
In 't zware gezwoeg der stormen.
Geld genoeg, bloed genoeg,
Nood genoeg. Slaat op de trom.
't Is de klauw in de bloedende wonde,
De diefstal na den moord. Moet ge ons goud
Mengen met ons bloed om het te drinken?
Wij stapten in de baan des plichts,
Den koning getrouw. De koning is meineedig.
Wij zijn van den eed ontslagen. Slaat op de krijgstrom.
Hertog van Alva, bloedhertog,
Zie kramen, en winkels gesloten,
Zie brouwers, bakkers, kruideniers,
Weigrend te venten om niet te betalen.
Wie groet u langs den weg?
Niemand. Voelt ge als een mist van pest
Haat en smaad u omringen?
De schoone grond van Vlaanderen,
Het lustig land Brabant,
Treuren als kerkhoven.
Waar vroeger, in tijden van vrijheid,
Vedels zongen, pijpen schalden,
Zijn stilte en dood.
Slaat op de krijgstrom.
Geen vrooe gezichten meer
Van zingende vrijers en drinkebroers,
Maar bleeke gelaten
Van wie gelaten
Wachten op 't zwaard van het onrecht.
Slaat op de krijgstrom.
Wie hoort nog in de taveernen
Het lustig klinken der glazen,
Of de helle stemmen der deernen,
Bij benden zingend op straat?
Brabant en Vlaanderen, vreugdelanden,
Zijn tranenlanden.
Slaat op de rouwtrom.
Grond der vaadren, verdrukte geliefde,
Plooi niet onder den voet des moorders.
Nijvere bijen, zwiert in zwermen
Neer op de wespen van Spanje,
Levend begravene vrouwen en dochters,
Roept tot Christus: wraak!
Dwaalt bij nacht in de velden; arme zielen,
Roept tot God. De vuist trilt om te slaan.
Het zwaard is getogen, hertog, we rukken uw ingewand uit
Om u in 't aangezicht te zweepen.
Slaat op den trommel. Het zwaard is getogen.
Slaat op den trommel. Leve de Geus!
En al de matrozen en soldaten van het vaartuig van Uilenspiegel,
en ook van de andere vaartuigen, zongen in koor:
Slaat op den trommel, leve de Geus!
En hu
|