FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346  
347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   >>   >|  
zeide zij. --De dood, zeide Uilenspiegel, ik begrijp u niet; kom binnen en spreek. --Daar zijn ze, sprak zij. --Wie? --Wie? antwoordde zij. De soldaten van Simon Bol, die, in naam van den hertog, u allen gaan vangen; zoo men u hier zoo goed behandelt, is het om met u te doen als met de ossen, die men mest in de weide. Ha, waarom, zeide zij, badend in tranen, waarom wist ik zulks niet vroeger? --Houd op met uw gejank en geschreeuw, sprak Uilenspiegel, en blijf hier! --Verraad mij niet, sprak zij. Uilenspiegel ging het huis uit, liep naar al de kramen en taveernen, en fluisterde in het oor van de matrozen en de soldaten: --De Spanjool komt! Allen liepen naar het schip, bereidden in aller ijl al wat behoefde voor het gevecht, en wachtten dan den vijand af. Uilenspiegel zeide tot Lamme: --Ziet gij die lieftallige vrouw daar, op de kaai, met heur zwarten rok met scharlaken borduurselen, die heur gezicht met heur witte huik verbergt? --'t Is mij eender, antwoordde Lamme. Ik heb koude en zou willen slapen. En hij wikkelde zijn hoofd in zijn opperste kleed. En alzoo hoorde hij niet meer dan een doove. Toen herkende Uilenspiegel de lieftallige vrouw en, van op het schip, riep hij heur toe: --Wilt gij ons volgen? --Tot in het graf, zeide zij, maar ik mag niet.... --Gij zoudt goed doen, sprak Uilenspiegel; bedenk toch: als de nachtegaal in het bosch blijft, is hij gelukkig en zingt hij: maar als hij het verlaat en zijne broze vleugelen waagt in den wind van de wijde zee, breekt hij ze en sterft hij. --Thuis heb ik gezongen, sprak zij, en buiten zou ik zingen, zoo ik maar mocht. Vervolgens het schip naderend, sprak zij: --Neem, Uilenspiegel, neem dezen balsem voor u en uwen vriend, die slaapt als hij diende te waken. En henen gaande, riep zij: --Lamme! Lamme! God hoede u voor het kwaad! En zij liet heur gezicht zien. --Mijne vrouw! mijne vrouw! riep Lamme. En hij wilde op het ijs springen. --Uw trouwe vrouw! zeide zij. En zij liep heen. Lamme wilde van het dek op het ijs springen, maar een soldaat hield hem bij zijn opperste kleed en belette het hem. Hij weende, schreide, smeekte, dat men hem zou laten vertrekken. Maar de provoost zeide hem: --Als gij het schip verlaat, wordt gij gehangen. Lamme wilde toch op het ijs springen, maar een oude Geus weerhield hem en sprak: --De vloer is nat, gij zoudt koude voeten krijgen. En Lamme viel op zijn achterste, sc
PREV.   NEXT  
|<   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346  
347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

springen

 
opperste
 

gezicht

 

verlaat

 

lieftallige

 
waarom
 

antwoordde

 
soldaten
 
vleugelen

sterft

 

buiten

 

zingen

 

gehangen

 

gezongen

 
breekt
 

bedenk

 

krijgen

 

nachtegaal

 

achterste


voeten

 

Vervolgens

 
blijft
 

gelukkig

 
weerhield
 

naderend

 
smeekte
 

vertrekken

 

trouwe

 
weende

belette
 

schreide

 

soldaat

 

provoost

 

balsem

 

vriend

 

gaande

 

slaapt

 

diende

 

gejank


geschreeuw

 

vroeger

 

tranen

 
Verraad
 
matrozen
 

Spanjool

 

fluisterde

 

taveernen

 

kramen

 
badend