hreide en herhaalde gedurig:
--Mijne vrouw! mijne vrouw! laat mij bij mijne vrouw gaan!
--Gij zult ze wel weerzien, sprak Uilenspiegel. Zij bemint u, maar
ziet God liever dan u.
--'t Is een razende duivelin, riep Lamme. Als ze God liever ziet dan
heuren man, waarom komt ze dan liefelijk en streelend onder mijne
oogen? En als zij mij bemint, waarom verlaat ze mij steeds?
--Ziet men klaar in de donkere putten? vroeg Uilenspiegel!
--Laas! zuchtte Lamme, ik zal het besterven!
En bleek en droefgeestig bleef hij zitten op het dek.
Intusschen rukten de lieden van Simon Bol aan, met een machtig geschut.
Zij schoten naar het schip, dat hun antwoordde. En de kogels braken
het ijs in het ronde. En tegen den avond viel een warme regen.
De wind woei uit het Westen; de zee werd omstuimig onder het ijs en
hief het omhoog met ontzaglijke blokken, dewelke men zag opstaan en
neervallen met een eentonig gekrakkrak, niet zonder gevaar voor het
schip, dat, als de morgenstond de zwarte wolken verbrak, zijn linnen
vleugelen opensperde, als een vogel der vrijheid, en naar de vrije
zee stevende.
Daar zeilden zij naar de vloot van messire Willem Lumey, graaf van de
Mark, admiraal van Holland en Zeeland, die als dusdanig eene lanteerne
omhoog in de mast van zijn schip voerde.
--Bezie hem goed, Lamme, sprak Uilenspiegel; hij zal u niet sparen,
als gij met geweld het schip wilt verlaten. Hoort gij zijne stem
bulderen als de donder? Zie hoe groot en breed hij is, zie zijn hooge
gestalte! Aanschouw zijn groote handen met kromme nagelen. Zie zijn
ronde koele oogen: 't zijn arendsoogen en zijn langen, puntigen baard,
denwelken hij gezworen heeft te laten groeien totdat hij alle papen
en monniken opgeknoopt heeft, om de beide graven te wreken! Zie eens,
hoe wreed en geducht hij is; gewis doet hij u hangen, zoo gij voortgaat
met zuchten en klagen: Mijne vrouw! Mijne vrouw!
--Mijn vriend, antwoordde Lamme, wie van koorden spreekt voor zijn
evennaaste, draagt een hennepen kraag om den hals.
--Gij zult hem dragen voor mij. Dat is mijn hertelijke wensch,
sprak Uilenspiegel.
--Aan de galg zal uwe vuile tong eene el lang uit uwen bek steken,
antwoordde Lamme.
En de beide vrienden proestten van 't lachen.
Dien dag kaapte het vaartuig van Treslong eene kog van Biscaye, die
geladen was met kwikzilver, stofgoud, wijn en specerijen. En het schip
werd geledigd tot het merg, bemanning en buit, als een osseschinkel
onder den tand va
|