ilenspiegel, ten gronde evenals de eik; maar met eikenhout
bouwt men schepen voor de vrijheid!
--Tot zijn profijt, sprak Lamme. Maar, nu alle gevaar verdwenen is,
konden wij ezelen koopen, dunkt mij. Ik zit nog al geerne op mijn gemak
als ik reis, en ben geen liefhebber van veeren op mijne voetzolen.
--Wij zullen langooren koopen, zeide Uilenspiegel; die kunnen wij
steeds verkoopen zonder verlies.
Zij trokken naar de merkt en kochten er twee schoone ezelen met het
noodige tuig.
XXXIX.
Schrijlings op hunne rijdieren gezeten, kwamen zij te Oostkamp,
alwaar een groot bosch is, hetwelk aan de vaart paalt.
Op zoek naar lommer en naar liefelijke geuren, traden zij er in,
zonder iets anders te zien dan lange dreven, die in alle richtingen
naar Gent, Brugge, Zuid- en Noord-Vlaanderen liepen.
Eensklaps sprong Uilenspiegel van zijnen ezel.
--Ziet gij daar niets?
Lamme sprak:
--Ja, ik zie iets.
En bevend vervolgde hij:
--Mijne vrouw, mijn goede vrouw! Zij is het, mijn vriend. Ha! ik zal
naar heur niet kunnen loopen. Wie had ooit gedacht, dat ik heur aldus
zou terugvinden?
--Waarover klaagt gij? sprak Uilenspiegel. Zij is schoon, zoo
half naakt, in dat uitgebekt neteldoeksch wambuis, dat heur vel
zoo liefelijk doet uitkomen. Die vrouw is te jong, zij kan de uwe
niet wezen.
--Mijn vriend, sprak Lamme, zij is het, mijn vriend; ik herken
ze. Draag mij, ik kan niet meer gaan. Wie had dit van heur
gedacht? Alzoo dansen, in Egyptische deerne verkleed, zonder
schaamte! Ja, zij is het; zie maar heur schoone beenen, heur tot den
schouder ontbloote armen, heur ronde lichtbruine borsten, die half
uitkomen uit heur neteldoeksch wambuis. Zie eens hoe zij dien grooten
hond plaagt met een rood vlaggetje, en hoe hij er naar toe springt.
--'t Is een Egyptische hond, zeide Uilenspiegel; die soort hoort niet
te huis in de Nederlanden.
--Of het een Egyptische hond is, weet ik niet juist.... Maar zij
is het.... Ha! mijn vriend, ik sta het niet langer uit. Zij licht
heur kleed nog hooger op, om heur ronde beenen nog hooger te laten
zien. Zij lacht om heur witte tanden te toonen, en schatert om den
klank heurer zoete stem te laten hooren. Zij opent heur wambuis
van boven en werpt zich achterover. Ha! die zwanenhals, die bloote
schouderen, die heldere en stoutmoedige oogen! Ik loop er naar toe!
En hij sprong van zijnen ezel.
Doch Uilenspiegel hield hem tegen en sprak:
--Dat meideken is uwe vrouw niet. Wi
|