FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338  
339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   >>   >|  
. En rondom stond het gemeen. De vischverkooper, ondervraagd, wilde niets belijden, zelfs niet wanneer men hem de drie vingeren toonde, die de soldaat afgekapt had, en die aan zijne rechterhand ontbraken. Hij antwoordde steeds: --Ik ben arm en oud, hebt medelijden met mij! Maar het gemeen jouwde hem uit en riep: --Gij zijt een oude wolf, een moordenaar van onschuldige kinderen. Geen medelijden, heeren rechters! De vrouwlieden spraken: --Ge moet ons niet bezien met uwe ijskoude oogen; gij zijt een man en geen duivel: wij vreezen u niet. Wreedaardig beest, lafhertiger dan eene kat die de vogeltjes in hun nestje opvreet, dooddet gij de arme meidekens, die niets vroegen dan in braafheid hun liefelijk leven te slijten. --Hij betale, hij betale met zacht vuur, met gloeiende tangen, riep Tonia. En, hoewel de serjanten van de gemeente het heur verboden, hitsten de moeders heure knapen en meidekens op, om steenen te werpen naar den vischverkooper. En dezen deden het: en telkens dat hij hen bezag, jouwden zij hem uit, en gedurig riepen zij: --Bloedzuiger! bloedzuiger! slaat dood! En gedurig riep Tonia: --Hij betale met zacht vuur, met gloeiende tangen, hij betale! En het volk morde. --Ziet eens, zeiden de vrouwen tot elkander, hij heeft koude onder de heldere zon, die gloort aan den hemel, en kan zijn witte haren of zijn vaneengereten gezicht niet verwarmen. --Hij siddert van smerte! --'t Is de rechtveerdigheid Gods! --Ziet eens hoe jammerlijk hij zich recht houdt! --En zijne moordenaarshanden, van voren gebonden, bloeden ten gevolge van het prangen der val. --Hij betale, hij betale! schreeuwde Tonia. En jammerend zuchtte hij: --Ik ben arm, laat mij gaan. En iedereen, tot zelfs de rechters, dreef den spot met hem. Toen veinsde hij te weenen om het volk te vermurwen. Maar de vrouwen lachten. Gezien de genoegzame gronden tot torture, werd hij veroordeeld om op de pijnbank te worden gezet, totdat hij zou bekennen hoe hij doodde, van waar hij kwam, waar de kleederen van zijn slachtofferen waren, en de plaats, waar hij zijn geld verborg. Toen hij, met de te smalle nieuwlederen schoenen aan de voeten, in de folterkamer gebracht werd, vroeg de baljuw hem, hoe Satan hem beroerd had zulke afgrijselijke misdaden te bedrijven; hij antwoordde: --Ik zelf ben Satan, want ik gelijk hem in alles. Reeds toen ik zeer klein was,--ik was leelijk en schraal en onbehendig in alle spelen en l
PREV.   NEXT  
|<   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338  
339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   >>   >|  



Top keywords:
betale
 

meidekens

 
tangen
 

gloeiende

 

gedurig

 

rechters

 
vrouwen
 

gemeen

 
vischverkooper
 
antwoordde

medelijden

 

iedereen

 

jammerlijk

 

verwarmen

 

vaneengereten

 
gezicht
 

siddert

 

jammerend

 

gevolge

 

prangen


bloeden

 

gebonden

 
moordenaarshanden
 

schreeuwde

 
smerte
 

rechtveerdigheid

 
zuchtte
 

bekennen

 

misdaden

 
afgrijselijke

bedrijven
 

beroerd

 

folterkamer

 

gebracht

 

baljuw

 

gelijk

 

onbehendig

 

spelen

 

schraal

 

leelijk


voeten

 

schoenen

 

veroordeeld

 
torture
 
pijnbank
 

worden

 

gronden

 

genoegzame

 

weenen

 
vermurwen