FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333  
334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   >>   >|  
; edoch ik moet u zeggen, dat niemand 's Zaterdagavonds langs het duin gaat, zonder gebeten, en dood in het zand gevonden te worden. De dijkwerkers en andere arbeidslieden wachten steeds op elkaar en begeven zich maar bij troepen op weg. De avond valt. Hoort gij in het duin den weerwolf huilen? Zal men weeral, lijk gisteren, heel den nacht door, zijn schor gehuil hooren weergalmen op den akker der dooden? God zij met u, mijn zoon, maar doe het niet. En de paap maakte het teeken des kruises, en zegende hem. --De assche klopt op mijn hert, antwoordde Uilenspiegel. De pastoor sprak: --Mits gij zoo'n kloekmoedige wilskracht hebt, zal ik u helpen. --Heer pastoor, sprak Uilenspiegel, gij zoudt mij en het arme geteisterde land grootelijks van dienst zijn, zoo gij bij Tonia, de moeder van het slachtoffer, en ook bij heure twee broeders wildet gaan, en hun zeggen, dat de wolf in de nabijheid is en dat ik hem wil afwachten om hem te dooden. De parochiepaap sprak: --Als gij niet weet welken weg gij moet nemen, begeef u op dien, welke leidt naar het kerkhof. Hij loopt tusschen twee groene hagen. Twee mannen zouden er naast elkander niet kunnen gaan. --Daar zal ik zijn, antwoordde Uilenspiegel. En gij, messire dappere pastoor, gelast en beveel aan de moeder van het meideken, aan heuren man en aan heure broeders zich, voor de slaapklok, goed gewapend in de kerk te bevinden. Als zij mij hooren fluiten lijk de meeuw, is dit het teeken, dat ik den weerwolf gezien heb. Dan moeten zij de wacharmklok luiden en mij ter hulp snellen. Hebt gij ook eenige andere wakkere mannen? --Neen, mijn zoon, antwoordde de pastoor. De visschers vreezen den weerwolf meer dan pest en dan dood. Maar doe het niet.... Uilenspiegel antwoordde: --De assche van Klaas klopt op mijn hert. Toen zei de paap: --Ik zal doen wat gij vraagt, wees gezegend. Hebt gij soms honger of dorst? --Beide, antwoordde Uilenspiegel. De pastoor gaf hem bier, brood en kaas. Uilenspiegel at en dronk; en hij toog henen. Onderwege hief hij de oogen op; hij zag Klaas, zijn vader, in glorie naast God in den hemel, in denwelken de heldere maan glom, en vervolgens zag hij naar de zee en de wolken, en hoorde hij den loeienden wind, die uit Engeland blies. --Laas! sprak hij, zwarte wolken, die voorbijrennen in het nachtelijk duister, weest als de Wrake die den Moord achternazet. Loeiende zee, pikdonkere hemel; bruisend water, dat driftig, grammoedig rolt
PREV.   NEXT  
|<   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333  
334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

pastoor

 
antwoordde
 

weerwolf

 

teeken

 

assche

 
wolken
 

mannen

 
dooden
 
moeder

broeders

 

zeggen

 

andere

 

hooren

 

vraagt

 
honger
 

gezegend

 

vreezen

 

gezien

 

moeten


bevinden

 

fluiten

 
wacharmklok
 

luiden

 
wakkere
 

visschers

 
eenige
 

snellen

 

Zaterdagavonds

 
voorbijrennen

nachtelijk
 

duister

 

zwarte

 

Engeland

 

driftig

 

grammoedig

 

bruisend

 

pikdonkere

 

achternazet

 

Loeiende


Onderwege

 

gewapend

 

glorie

 
vervolgens
 
hoorde
 

loeienden

 

niemand

 

denwelken

 

heldere

 
helpen