FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324  
325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   >>   >|  
houden zelf te eten, liever dan er eenen te verkoopen. Nu, niettegenstaande het verzet van uwen buik, wordt het hoog tijd dat wij ons met minder generen. Geef mij uw geld: ik zal de gemeenschappelijke beurs houden. --Ik wil wel, sprak Lamme. Hem de beurs langend, sprak hij: --Laat mij evenwel niet sterven van honger; want bedenk toch: dik en struisch als ik ben, moet ik kloek en overvloedig voedsel hebben. Dat is goed voor u, die mager en schraal zijt, van onbekommerd te leven, onverschillig of gij eten vindt of niet, lijk de planken op de kaaien, die leven van regen en lucht. Doch ik, dien de lucht en de regen hongerig maken, ik hoef andere festijnen. --Gij zult ze hebben, die festijnen, maar 't zullen festijnen zijn van een deugdzame vasten. De best gevulde buiken zijn daartegen niet bestand; zij nemen langzamerhand af en maken de zwaartste mannen als een vlinder zoo licht. En weldra zal men Lamme, mijnen vriend, genoegzaam ontvet, zien loopen als een hert, --Laas! sprak Lamme, zou dit voortaan mijn armzalig lot moeten wezen? Ik heb honger, mijn vriend, en zou willen eten. De avond viel. Zij kwamen te Brugge langs de Gentpoort. Zij toonden hunne passen. Toen zij een halven stuiver voor zich en twee stuivers voor hunne ezelen hadden betaald, traden zij de stad binnen. Lamme dacht gedurig aan de woorden van Uilenspiegel en was diep nedergeslagen. --Zullen wij haast avondmalen? sprak hij. --Ja, antwoordde Uilenspiegel. Zij stapten af in de Meermin, afspanning, die van verre kennelijk was door de gouden meermin, die, als windwijzer, bovenop den trappengevel stond. De beide wandelaars brachten hunne ezelen op stal, en Uilenspiegel bestelde brood, bier en kaas voor hun avondmaal. De weerd grijnslachte bij het opdienen van dien schamelen maaltijd. Lamme at met lange tanden, en zag vertwijfeld naar Uilenspiegel, die het oudbakken brood en de te jonge kaas binnenspeelde alsof hij ortolanen at. En Lamme dronk zijn dun bier zonder genoegen. Uilenspiegel lachte in zich zelven als hij hem zoo jammerend zag zitten. En daar was nog iemand, die lachte in het binnenhof van de afspanning, en die van tijd tot tijd den neus voor het venster kwam steken. Uilenspiegel zag dat het eene vrouw was, die heur aangezicht verborg. In den waan dat het een oolijke dienstmaagd was, hield hij er zich niet verder mede bezig, te meer daar hij, naar Lamme kijkend, zag dat zijn vriend bleek, treurig en troosteloos was ter oor
PREV.   NEXT  
|<   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324  
325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

vriend

 
festijnen
 

honger

 

lachte

 

afspanning

 
hebben
 

ezelen

 
houden
 
wandelaars

trappengevel

 

brachten

 

bestelde

 

stapten

 

gedurig

 
woorden
 

binnen

 

stuivers

 

hadden

 

betaald


traden

 

nedergeslagen

 
Zullen
 

kennelijk

 
gouden
 

meermin

 
windwijzer
 

Meermin

 

avondmalen

 
antwoordde

bovenop
 

vertwijfeld

 

aangezicht

 

verborg

 

venster

 

steken

 

oolijke

 

dienstmaagd

 

treurig

 

troosteloos


kijkend

 

verder

 

binnenhof

 
maaltijd
 
tanden
 

oudbakken

 

schamelen

 

opdienen

 

avondmaal

 
grijnslachte