heure scherpe tanden nog langer uitsteken dan
gewoonte.
En, van woede en grammoedigheid begon het bloed van de zeven en van
Lamme en Uilenspiegel meer en meer te koken.
En, zonder hun eentonig en dreigend gezang te staken, namen al die
van Uilenspiegel's tafel hunne glazen en bekers en braken zij dezelve
op de tafel, op de maat der tapijtsiers. Vervolgens zetten zij zich
te peerd op hunne stoelen en trokken zij hunne kruismessen uit.
En zij maakten zulk een gedruisch met hun lied, dat al de ruiten van
het huis aan 't rinkelen gingen.
Vervolgens stormden zij, als uitzinnige duivelen, op hunne stoelen,
rond de kamer en om de tafelen, terwijl zij aanhoudend riepen:
--'t Is van te beven den klinkaard!
En bevend van schrik stonden de serjanten toen recht en haalden
zij hunne koorden en kettingen uit. Maar de beenhouwers en Lamme en
Uilenspiegel staken hunne kruismessen in de scheeden, grepen hunne
stoelen in de hand, zwaaiden ermede als knuppels, liepen aldus de kamer
rond en sloegen, in't wilde, alles aan stukken en brokken. Alleen de
meidekens werden ontzien, doch huisraad, schapraaien, ruiten en pinten,
glazen en schalen, bottels en flesschen werden aan stukken geslagen,
ook de serjanten kregen ruimschoots hun deel, altijd op de maat van
de tapijtsiers, die wolle kloppen:
--'t Is van te beven den klinkaard! 't Is van te beven den klinkaard!
Intusschen had Uilenspiegel eenen vuistslag gegeven op Stevenijne's
neus en hare sleutels uit heure tassche genomen, en nu wilde hij met
alle geweld haar heure keersen doen eten.
De schoone Gilline krabde, als eene verschrikte kattin, met heure
nagelen aan deuren, ramen, ruiten en vensteren, om ergens een uitweg
te vinden. Vervolgens ging zij, bleek als de dood, in eenen hoek op
heure hurken zitten, met heure vedel voor zich, alsof deze heur had
moeten beschermen.
De zeven en Lamme zeiden tot de verschrikte meidekens:
--U zullen wij geenerlei leed doen.
En, geholpen door heur, bonden zij, met koorden en kettingen,
de serjanten, die beefden als riet en niet dorsten wederstaan,
daar zij wel voelden, dat de beenhouwers--die de weerd uit de Bie
onder de sterksten gekozen had--hen met hunne kruismessen in stukken
hadden gekapt.
En, naarmate Uilenspiegel met geweld Stevenijne keersen deed eten,
sprak hij:
--Deze is voor de pijne der galge; deze voor de kortooring; nog eene
voor de brandmerking; deze hier voor de tongboring; kom, hier nog twee
dikke vette voor
|