FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303  
304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   >>   >|  
--Laat mij gerust, zeide Lamme; ik lach met u, met uwe vuurpannen, met uwen Toren-zonder-Nagels, met uwe Astarte en met al de flauwe kul, die gij verkoopt. Trek mij niet af van mijne sausen. --Pas op, sprak Uilenspiegel. Het geblaf houdt niet op, het komt dichter en dichter, de honden huilen, de trompetten weerschallen. Pas op voor het hert. Op die woorden nam Lamme de vlucht, en Uilenspiegel riep hem nog achterna: --Hoort gij de jachthorens? --'t Is niets, Lamme, kom terug bij uwe stoverije, sprak de oude man. 't Zijn de honden, die hun deel van het wild krijgen; het hert is dood. --Dat zal ons een lekkeren maaltijd bezorgen, sprak Lamme. Ik hoop wel dat gij mij zult nooden, ter oorzake van de moeite, die ik mij geef voor ulieden. De saus van de vogelen zal lekker zijn, maar ze kraakt toch een weinig. Dat kan ook niet missen, want de vogelen zijn in het zand gevallen, als die groote duivel van een hert op mij kwam gestormd, en mijn wambuis en mijn vel al te zamen aan stukken trok. Maar zeg eens, vreest gij de houtvesters niet? --Wij zijn al te talrijk, sprak de oude man; zij zijn bevreesd en verontrusten ons niet. Ook de serjanten, beulsknechten en rechters laten ons met vrede. De inwoners van de steden zien ons geerne, want wij doen hun geen kwaad. Wij zullen hier nog eenigen tijd leven in vrede, ten ware het Spaansche leger ons omsingelde. Mocht dat gebeuren, zoo zouden wij, grijsaards, jonge mannen, vrouwen, dochteren, knapen en meidekens, ons leven duur verkoopen, en liever nog doodden wij elkander, dan duizend folteringen te lijden door de hand van den bloedigen hertog. Uilenspiegel sprak: De tijd is voorbij, dat men den gruwzamen beul te lande bestreed, 't Is op zee, dat wij zijne macht moeten fnuiken. Gaat naar den kant van de Zeeuwsche eilanden, over Brugge, Heist en Knokke, langs het duin. --Wij bezitten geen duit, spraken zij. Uilenspiegel antwoordde: --Hier zijn duizend karolussen vanwege den prins. Gaat voort langsheen de waterloopen, vaarten, stroomen en rivieren; als gij schepen ziet met het merk J-H-S, dat een uwer het gezang des leeuweriks nabootse. Een hanengekraai zal U antwoorden. En gij zult wezen bij vrienden, bij soldaten van 't vrije geweten. --Wij zullen het doen, zeiden de mannen. De jagers, gevolgd door de honden, verschenen weldra, en trokken met koorden het doode hert achter zich. Toen zetten allen zich neer rond het vuur. Zij waren wel zestig in getal
PREV.   NEXT  
|<   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303  
304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 
honden
 
duizend
 

mannen

 
vogelen
 
zullen
 

dichter

 

fnuiken

 

Zeeuwsche

 

eilanden


moeten

 

bestreed

 
zestig
 

knapen

 
meidekens
 

verkoopen

 

dochteren

 
vrouwen
 

gebeuren

 

zouden


grijsaards

 

liever

 

doodden

 

bloedigen

 

hertog

 
voorbij
 

Brugge

 

elkander

 
folteringen
 

lijden


gruwzamen

 

antwoordde

 

antwoorden

 

vrienden

 
hanengekraai
 

gezang

 

leeuweriks

 

nabootse

 

soldaten

 
weldra

verschenen
 
achter
 

trokken

 

koorden

 

gevolgd

 

geweten

 

zeiden

 

jagers

 
zetten
 

karolussen