ar
weet gij hoe die van Leuven worden geheeten? Gij weet het niet,
mijn arme vriend? Hewel, ik zal het u zeggen, maar gij moogt niet
meer schreien. Men heet ze de koeienschieters: want eens waren
ze zoo onnoozel naar weerlooze koeien te schieten, die zij voor
vijandelijke soldaten aanzagen. Wat ons betreft, wij schieten naar
de Spaansche bokken, hun vleesch stinkt als de pest, maar hun vel is
goed om trommelen van te maken. En die van Thienen? Weet gij het? Ook
al niet? Zij hebben den glorierijken naam van kwekkers. Want bij
hen vliegt, op Sinksen, in de groote kerk, een eendvogel van het
oksaal naar het autaar, en dat is de beeltenis van hunnen Heiligen
Geest. Leg eenen heete koek op uwe wonde. Het zal niet erg zijn,
want ik zie dat gij, zonder een woord te vertellen, de mooren en
stoverije opraapt, die het hert omver gesmeten heeft. Uw moed behoort
vooral thuis in de keuken. Gij steekt het vuur opnieuw aan, brengt den
soepketel terug op zijne drie palen, en houdt u zorgvuldig bezig met
de kook. Weet gij waarom er vier wonderen te Leuven zijn? Neen? Ik
zal het u zeggen. Ten eerste, omdat de levenden er onder de dooden
gaan, want St.-Michielskerk is gebouwd dicht bij de poort van de
stad. Haar kerkhof ligt op den berm der wallen; ten tweede, omdat de
klokken er buiten de torens hangen, gelijk men aan St.-Jacobskerk
ziet, waar een groote klok en een kleine klok zijn; daar de kleine
in den toren niet meer kon geplaatst worden, heeft men ze buiten
gehangen. Ten derde, omdat de autaren buiten de kerk staan, want de
gevel van St.-Jacobskerk lijkt op een autaar. Ten vierde, ter oorzake
van den Toren-zonder-Nagels, omdat de torenspits van Ste-Geertrui
van steen gemaakt is en niet van hout, en dat men in steenen geene
nagelen slaat, behalve in het hert van den bloedigen koning, dat ik
boven aan de groote poort van Brussel zou willen spijkeren. Maar, gij
luistert niet. Hebt gij zout in het eten gedaan? Weet gij waarom die
van Dendermonde de vuurpannen heeten? Omdat, toen eens een jonge prins
in de afspanning de Wapens van Vlaanderen moest komen vernachten,
de baas niet wist hoe hij het bed warm zou krijgen, want hij had
geene vuurpan. Hij deed het bed verwarmen door zijne dochter, die,
zoodra zij den prins hoorde bovenkomen, ijlings de vlucht nam, en de
prins vroeg waarom men de pan uit het bed had genomen. God believe
dat koning Philippus, in een gloeienden ijzeren trommel gestoken,
tot vuurpan diene voor het leger van Astarte.
|