FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306  
307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   >>   >|  
hoek zitten, met een tafeltje voor zich, waarop eene keers, eene hesp en een pot bier stonden; hij had het zeer druk om zijne hesp en zijn bier te verdedigen tegen twee meidekens, die met alle geweld met hem wilden eten en drinken. Toen Lamme zijn vriend Uilenspiegel gewaar werd, kwam hij voor hem staan en sprong wel drie voet hoog van blijdschap. --God zij geloofd, sprak hij, omdat Hij mij mijnen vriend Uilenspiegel teruggeeft! Bazinne, breng ons te drinken! Uilenspiegel trok zijne tasch uit en sprak: --Te drinken tot dit op is! En hij deed zijne karolussen rinkelen. --Leve God! sprak Lamme, die hem gezwind de tassche uit de hand trok, ik ben 't die betaal, maar gij niet! Deze tassche is mijn! Uilenspiegel wilde met geweld zijne tassche terugnemen, doch Lamme hield ze stevig vast. Terwijl zij met elkander vochten, de een om de tassche te houden, de andere om ze terug te nemen, sprak Lamme stille tot Uilenspiegel: --Luister: serjanten in huis ... ze zijn gevieren ... in een kleine kamer met drie meidekens.... Twee buiten voor u, voor mij.... Heb willen weggaan ... ben belet geworden.... De deerne met heur goudlinnen kleed is eene verklikster ... Stevenijne, ook verklikster! Terwijl zij met elkander vochten, luisterde Uilenspiegel goed naar Lamme en riep hij: --Mijne tasch terug, dieper! --Gij zult ze niet hebben, sprak Lamme. En zij vatten elkander bij den nek, bij de schouderen en rolden ten gronde, terwijl Lamme stille alles zeide tot Uilenspiegel wat deze diende te weten. Maar de baas uit de Bie kwam eensklaps binnen met zeven mannen, die hij niet scheen te kennen. Hij kraaide als de haan en Uilenspiegel floot als de leeuwerik. Toen de baas Uilenspiegel en Lamme samen aan 't vechten zag, vroeg hij tot Stevenijne: --Wat zijn dat voor twee rabauwen? Stevenijne antwoordde: --Truwanten, die men niet slecht zou doen van elkander te scheiden, in stede van hen hier al dat gedruisch te laten maken, voor zij naar 't galgeveld trekken. --Ais hij zich vermeet ons te scheiden, sprak Uilenspiegel, hameren wij met zijnen kop op de vloersteenen. --ja, op de vloersteenen, bevestigde Lamme. --De baas komt ons redden, fluisterde Uilenspiegel tot Lamme. De baas, die eene of andere geheimenis ried, wierp zich tusschen de vechters. Lamme zei hem in der haast deze woorden in 't oor: --Komt gij ons redden? Hoe dat? De baas gebaarde dat hij Uilenspiegel duchtig bij de ooren trok, en
PREV.   NEXT  
|<   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306  
307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 
tassche
 
elkander
 

drinken

 
Stevenijne
 
vloersteenen
 

scheiden

 

geweld

 

meidekens

 

vriend


vochten

 

Terwijl

 
redden
 

andere

 
verklikster
 

stille

 

vechten

 
leeuwerik
 

duchtig

 

eensklaps


terwijl

 

gronde

 

schouderen

 

rolden

 

diende

 
mannen
 

scheen

 

kennen

 
binnen
 

kraaide


fluisterde

 

geheimenis

 

bevestigde

 

zijnen

 
woorden
 

tusschen

 

vechters

 

gebaarde

 

slecht

 
Truwanten

rabauwen
 
antwoordde
 

vermeet

 

hameren

 

trekken

 

galgeveld

 

gedruisch

 

mijnen

 
teruggeeft
 

geloofd