FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299  
300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   >>   >|  
e vinden als gij? Stoverije van liefde, zal ik u nimmermeer proeven? Waar zijn uwe kussen, geurig als ortolanen; waar is uw mond, op denwelken ik uw zoenen plukte, als het bijtje den honig op de roze; waar zijn uw witte armen, die mij streelend omhelsden? Waar is uw kloppend hert, uw ronde boezem en die lieve huivering van uw aanbiddelijk lichaam, verlangend naar liefde? Doch waar zijn uwe golven van vroeger, frissche rivier, die uw nieuwe golfjes zoo blijde voortstuwt in 't gouden licht van de zon? XXXIV. De beide wandelaars kwamen voorbij het Petegemsche bosch; het was snikkend heet. Lamme sprak tot Uilenspiegel: --Ik braad; laat ons de schaduw opzoeken. --'t Kan mij niet schelen, antwoordde Uilenspiegel. Zij zetten zich neer in het bosch, op het gras, en zagen eenen troep herten voorbijrennen. --Kijk goed, Lamme, zei Uilenspiegel, die den haan zijner Duitsche bus overtrok. Daar zijn groote, oude herten, die hun gewei met negen takken fier in de lucht dragen; lieve reebokjes, die hunne schildknapen zijn, huppelen aan hunne zijde, bereid om hun van dienst te zijn met hun puntige horens. Zij gaan naar hun leger. Trek het rad van uwe bus over, lijk ik. Schiet. Het oude hert is gewond. Een reebokje is getroffen aan de bil; het vlucht. Laten wij het volgen totdat het valt. Doe lijk ik, loop, spring, vlieg.... --Mijn gekke vriend is wederom bezig, sprak Lamme, hij wil de herten te voet achternazetten. Beproef niet te vliegen zonder vleugelen, 't is verloren moeite. Gij zult ze niet krijgen. Ha! wat wreedaardige gezel! Meent gij, dat ik zoo vlug ben als gij? Ik zweet, mijn vriend; ik zweet en ik ga vallen van vermoeidheid. Als de houtvester u pakt, wordt gij gehangen. Herten zijn koningswild; laat ze loopen, mijn zoon, gij kunt ze toch niet krijgen. --Kom, sprak Uilenspiegel. Hoort gij het gerucht van zijn gewei in de bladeren? 't Is als eene hoos, die voorbijvliegt. Zie eens deze gebroken takken, de bladeren, waarmede de grond teenemaal bedekt is. Nu heeft het een nieuwen kogel in de bil; fluks eten wij het op. --Het is nog niet gebraden, zeide Lamme. Laat die arme dieren maar loopen. He! wat is het warm! Ge moogt mij gelooven: ik ga er bij vallen om nimmermeer op te staan. Doch eensklaps kwamen armzalig gekleede mannen, die wapenen droegen, te allen kanten te voorschijn uit het bosch. Blaffende honden renden de herten achterna. Vier mannen met woest uitzicht kwamen rond Lamme en Uilenspiegel st
PREV.   NEXT  
|<   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299  
300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 
herten
 
kwamen
 

vallen

 
mannen
 
bladeren
 

loopen

 

krijgen

 

vriend

 

takken


liefde

 

nimmermeer

 
houtvester
 

vermoeidheid

 
vinden
 

gerucht

 

Stoverije

 
koningswild
 

gehangen

 

Herten


Beproef

 

vliegen

 

zonder

 

vleugelen

 

achternazetten

 
wederom
 

verloren

 

moeite

 
wreedaardige
 

proeven


kussen

 

voorbijvliegt

 

gekleede

 

wapenen

 
droegen
 

armzalig

 

eensklaps

 

gelooven

 

kanten

 
voorschijn

uitzicht
 
achterna
 

Blaffende

 

honden

 

renden

 

bedekt

 

nieuwen

 

teenemaal

 
geurig
 

gebroken