FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270  
271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   >>   >|  
oedigen toon. Het was om den middag; de handwerkslieden, dijkwerkers, kasseiers, scheepmakers, de vrouwen met het middageten van heure mannen, de kinderen die op hunne vaders stonden te zien, dewelke boonen aten met gekookt vleesch, allen lachten, klapten in de handen bij de gedachte aan een nakend gevecht en hoopten, met onverholen blijdschap, dat een der strijders zijn kop zou ingeslagen worden, of deerlijk gehavend in de vaart zou vliegen, tot groot genoegen van elkeen. --Mijn jongen, zei Lamme, die minder strijdlustig werd, hij gaat ons in 't water smijten. --Wel, laat er u in smijten, sprak Uilenspiegel. --De dikzak wordt benauwd, zei de menigte werklieden en vrouwen en kinderen. Lamme, altijd op zijnen ezel gezeten, keerde zich naar hen toe en bekeek ze grammoedig, maar zij jouwden hem uit. --Laat ons op de boot gaan, zei Lamme tot Uilenspiegel, zij zullen eens zien of ik benauwd ben! Op die woorden werd hij opnieuw uitgejouwd en Uilenspiegel sprak: --Laat ons op de boot gaan. Toen zij van hunne ezels gestegen waren, wierpen zij de teugels naar het jongetje, hetwelk de grauwtjes vriendelijk streelde en naar eene plaats leidde, waar distelen groeiden. Vervolgens nam Uilenspiegel een riem, deed Lamme in het schuitje plaats nemen, wrikte naar de boot, en klom er op door middel eener koord. Lamme, zweetend en blazend, volgde hem en klaverde achter hem op de boot. Toen Uilenspiegel op het dek van de bark stond, boog hij zich voorover, alsof hij zijne schoenen wilde toerijgen, en zeide hij eenige woorden tot den schipper, die glimlachte en pinkoogde, terwijl hij naar Lamme keek. Vervolgens zond hij hem allerlei scheldwoorden naar het hoofd, hiet hem deugniet, galgenaas, gevangenisgebroed, papeter, vetbol, en zei: --Dikke walvisch, hoeveel tonnen traan levert gij wel, als men u eenen steek in den buik geeft? Lamme antwoordde niet, doch vloog eensklaps naar hem als een razende stier, wierp hem ten gronde en sloeg op hem uit al zijne macht, doch hij deed hem niet veel zeer, omdat er niet veel kracht in zijne vette armen stak. De schipper gebaarde dat hij zich verweerde, doch liet hem begaan en Uilenspiegel zei op snoevenden toon: --Die nietdeug kan maar zien, dat hij ons te drinken betaalt. De mannen, vrouwlieden, arbeiders, die van den oever het gevecht nagingen, zeiden: --Wie had gedacht dat die dikzak zooveel kracht had? En zij klapten in de handen, terwijl Lamme sloeg geli
PREV.   NEXT  
|<   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270  
271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

terwijl

 
woorden
 

benauwd

 

smijten

 
schipper
 
dikzak
 
kracht
 

plaats

 

Vervolgens


vrouwen
 

mannen

 

kinderen

 
klapten
 
gevecht
 
handen
 
gevangenisgebroed
 

galgenaas

 

middel

 
papeter

zweetend

 

klaverde

 

blazend

 

deugniet

 

volgde

 
pinkoogde
 

toerijgen

 

vetbol

 

glimlachte

 

eenige


allerlei

 

scheldwoorden

 
voorover
 

schoenen

 

achter

 

snoevenden

 

begaan

 
nietdeug
 

verweerde

 

gebaarde


drinken

 

betaalt

 

gedacht

 

zooveel

 

zeiden

 
vrouwlieden
 
arbeiders
 

nagingen

 

levert

 

walvisch