nspiegel.
--Wanneer beginnen wij te bakken? vroeg Lamme.
Wasteele antwoordde:
--Gij zult mij eerst een nacht of twee moeten helpen; alleen kan ik
mijn werk niet afkrijgen.
--Ik heb honger, sprak Lamme, is hier niets te eten?
--Er is brood en kaas, antwoordde Wasteele.
--Zonder boter? vroeg Lamme.
--Zonder boter, sprak Wasteele.
--Hebt gij bier of wijn? vroeg Uilenspiegel.
--Ik zelf drink er nooit, antwoordde Wasteele; doch als gij er hebben
wilt, zal ik er halen in den Pelikaan, hier dichtbij.
--Ja, sprak Lamme, en breng meteen wat hesp mee.
--Ik zal doen wat gij vraagt, sprak Wasteele, die Lamme met groote
verachting bekeek.
Toch bracht hij dobbelen klauwaard en hesp. En, van genoegen, at
Lamme voor vijven.
En hij sprak:
--Wanneer beginnen wij te werken?
--Dezen nacht, sprak Wasteele, maar blijft in de smidse en wees niet
bevreesd voor mijne gasten. Het zijn hervormden lijk gij.
--Dat gaat mij, sprak Lamme.
's Nachts, als de slaapklokken geluid hadden en de poorten gesloten
waren, deed Wasteele zich helpen door Uilenspiegel en Lamme, om uit
den kelder zware pakken wapenen naar zijne werkplaats te dragen.
--Hier zijn, sprak hij, twintig bussen, die moeten hersteld, dertig
lanspunten, die moeten geslepen worden, en lood om vijftienhonderd
kogels te gieten; gij gaat mij helpen.
--Met mijn beide handen! antwoordde Uilenspiegel. Waarom heb ik er
geen vier om u behulpzaam te wezen!
--Lamme zal ons helpen, sprak Wasteele.
--Ja, antwoordde Lamme op jammerlijken toon, want hij viel van den
vaak, ter oorzake van het overvloedig eten en drinken.
--Gij zult het lood gieten, sprak Uilenspiegel.
--Ik zal, sprak Lamme.
Lamme smolt zijn lood en goot zijn kogels, doch grimmig bekeek hij smid
Wasteele, die hem dwong op te blijven, terwijl hij zoo'n slaap had.
Hij goot de kogels, maar hij had grooten lust het gesmolten lood over
het hoofd van smid Wasteele te gieten. Doch hij hield zich in. Rond
middernacht werd hij, oververmoeid, door razernij overvallen en,
terwijl smid Wasteele en Uilenspiegel geduldig zweerden, bussen en
lanspunten slepen, hield hij met sissende stem de volgende rede:
--Daar staat gij nu, mager, bleek en schraal, met uw vast vertrouwen
in de prinsen en in de grooten der aarde; door overdreven ijver,
veronachtzaamt gij uw lichaam, uw edel lichaam, dat gij laat vergaan
van ellende en zelfvernedering. Daarom is het niet, dat de goede
God u schiep. Vergeet niet
|