FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280  
281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   >>   >|  
nen heb ik schrik, antwoordde Lamme. --Neem mij, sprak een zestienjarig meideken, met een gezichtje zoo scherp als dat van een eekhorentje. --Ik houd niet van notenkrakers, antwoordde Lamme. --We zullen hem moeten geeselen, zeiden zij. Waarmede? Met schoone zweepen van droog leder. En dapper geklitskletst! Het hardste vel is niet bestand tegen lederen roeden. Neemt tien zweepen van karrelieden en ezeldrijvers, die zijn de beste, --Hulp! hulp! Uilenspiegel! kreet Lamme. Doch Uilenspiegel antwoordde niet. --Gij hebt geen hert, zuchtte Lamme, terwijl hij zijnen vriend overal zocht. De zweepen werden aangebracht. Twee van de meidekens begonnen Lamme's wambuis uit te trekken. --Eilaas! mijn arm vet, dat ik met zooveel moeite vergaarde, gaan ze mij ongetwijfeld ontnemen met heur striemende zweepen. Maar, meedoogenlooze wijvekens, mijn vet kan u tot niets dienen, gij kunt er niet eens sausen van maken. Zij antwoordden: --Wij zullen er keersen van gieten. 't Is toch al iets, klaar te zien, zonder dat het een oortje moet kosten! Zij, die voortaan zal beweren dat de keersen uit zweepen voortkomen, zal door een iegelijk aanzien worden voor een zottinne. Doch wij zullen voor heur aantrekken tot den dood, en wij zullen meer dan eene weddenschap winnen. Steekt de roeden even in den azijn. Doet zijn wambuis uit. Negen uren slaat het op Sint-Jacobs. Als gij met den laatsten slag geene keus gedaan hebt, gaan wij er op los! Sidderend jammerde Lamme: Hebt genade en medelijden met mij; ik heb mijne arme vrouwe trouw gezworen en ik zal mijn eed gestand doen, hoewel ze heel slecht deed, mij te verlaten. Uilenspiegel, help mij, verlos mij, mijn vriend! Doch Uilenspiegel was te hooren noch te zien. Lamme zeide tot de deernen: --Aanschouwt mij, ik lig aan uwe voeten. Ootmoediger kan mijne houding niet wezen. Bediedt dit niet genoeg dat ik, als heiligen, uwe bekoorlijkheden vereer? Gelukzalig hij, die niet getrouwd is en uwe koozerijen mag genieten! Ik twijfel er niet aan, dat gij hemelsche genoegens doet smaken, maar slaat mij niet, als 't u belieft. Doch de bazinne, tusschen heure twee keersen gezeten, sprak eensklaps met donderende en dreigende stemme: --Vrouwen en meidekens, bij alle duivelen uit de helle zweer ik dat, bijaldien gij, door lachen en koozerijen, dien man niet dadelijk tot u krijgt, ik de nachtwacht ga halen en u allen in zijne plaats doe geeselen. Gij verdient geenszins den naam van dien
PREV.   NEXT  
|<   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280  
281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   >>   >|  



Top keywords:

zweepen

 

zullen

 
Uilenspiegel
 

keersen

 

antwoordde

 
vriend
 
wambuis
 
meidekens
 

koozerijen

 

geeselen


roeden
 

verlos

 

verlaten

 
hoewel
 
slecht
 
hooren
 
voeten
 

Ootmoediger

 

houding

 
schrik

deernen

 

Aanschouwt

 

gezworen

 

laatsten

 

Jacobs

 
meideken
 

zestienjarig

 

gedaan

 

vrouwe

 

Bediedt


medelijden

 

Sidderend

 
jammerde
 

genade

 

gestand

 

genoeg

 

bijaldien

 
lachen
 

Vrouwen

 

duivelen


dadelijk

 

krijgt

 

verdient

 

geenszins

 

plaats

 
nachtwacht
 
stemme
 

dreigende

 

genieten

 

twijfel