r eene, met een gebeeldhouwde
meermin op den achtersteven. En die meermin hield een schild vast,
waarop, met gouden letteren op een zwart veld, het teeken I-H-S stond,
het teeken dat Onzen Heer Jezus-Christus bediedt.
Uilenspiegel deed teeken tot Lamme om stil te staan, en hij begon
blijgemoed te fluiten als de leeuwerik.
Op de boot kwam een man voor, die kraaide als een haan, vervolgens,
toen Uilenspiegel balkte als een ezel en naar het volk wees dat
op de kaai bijeengehoopt stond, insgelijks verschrikkelijk begon
te balken. Op dat geluid spitsten de beide ezelen van Lamme en
Uilenspiegel de ooren en vergezelden zij 't refrein in hunne
moedertaal.
Vrouwlieden trokken voorbij en ook mannen die met jaagpeerden opgingen,
en Uilenspiegel zei tot Lamme.
--Die schipper spot met ons en met onze ezelen. Als wij hem eens eene
rammeling gaven op zijne boot? Wat dunkt u er van?
--Dat hij liever hier kome, zoo hij durft, antwoordde Lamme.
Toen sprak eene vrouw:
--Als gij niet wilt voortgaan met uwe armen af, uwe ribben gebroken,
uwen snoet aan stukken, laat Sterke Pier dan maar balken zooveel het
hem lust.
--Hi han! hi han! hi han! balkte de schipper.
--Laat hem maar roepen, zei de vrouw, verleden week zagen wij hem
eene kar, beladen met zware tonnen bier, op de schouderen nemen,
en een andere kar inhouden, waarvoor een sterk Vlaamsch peerd was
gespannen. Daar, sprak zij, naar eene afspanning wijzend, daar in
den Blauwen Toren, smeet hij, op twintig stappen afstand, zijn mes
door een eiken berd van twaalf duim dik.
--Hi han ! hi han! ging de schipper voort, terwijl een jongetje
van twaalf jaar op het dek van het schip klom en insgelijks begon
te balken.
Uilenspiegel antwoordde:
--Uw Sterke Pier kan ons weinig schelen! Hij mag zoo sterk zijn als
hij wil, wij zijn sterker dan hij, en mijn vriend Lamme hier, zou er
twee van zijne dikte binnenspelen, zonder hikken of blazen.
--Wat zegt gij, mijn jongen? vroeg Lamme.
--De waarheid, antwoordde Uilenspiegel, gij moet niet loochenen
uit zedigheid.
En tot de vergaderde menigte vervolgde hij:
--Ja, goede mannen, vrouwen en arbeiders, straks zult gij hem zien
te werk gaan met de vuisten en dien fameuzen Sterken Pier met zijnen
neus in het stof duwen.
--Zwijg toch, zei Lamme.
--Uwe kracht is gekend, antwoordde Uilenspiegel, gij moet niet
loochenen.
--Hi han! riep de schipper.
--Hi han! kefte het jongetje.
Plotseling floot Uilenspiegel opnieu
|