jk zagen zij hen ten gronde liggen:
de eene was dood, de andere reutelde: in zijn hand hield hij eenen
brief, dien hij in een laatste stuiptrekking verfrommeld had.
Zij droegen de verslagenen mede, die zij aan de kleederen voor edelen
herkenden, en kwamen aldus met hunne lanteernen bij den prins, die
beraadslaagde met Frederik van Hollenhausen, met den markgraaf van
Hessen en met andere heeren.
Gevolgd door landsknechten, ridders met gele en groene wambuizen,
kwamen zij voor de tent van den Zwijger, luide roepend of hij hen
wilde ontvangen.
Hij kwam buiten.
Uilenspiegel liet den provoost niet spreken, die, hoestend, zich
gereedmaakte om hem te beschuldigen, en zegde:
--Heer, in stee van raven, heb ik twee edele verraders van uw gevolg
gedood.
Vervolgens vertelde hij wat hij gezien, gehoord en gedaan had.
De Zwijger sprak geen woord. De twee lijken werden afgetast in
bijzijn van hem, Willem van Oranje, van Frederik van Hollenhausen,
van den markgraaf van Hessen, van Diederik van Schoonenberg, van
graaf Albrecht van Nassau, van den graaf van Hoogstraten, van Antonius
van Lalaing, stadhouder van Mechelen, alsmede van de soldaten en van
Lamme, die beefde als een riet. Op de edellieden werden verzegelde
brieven van Granvelle en Noircarmes gevonden, waarbij zij aangezocht
werden verdeeling te zaaien in 's prinsen gevolg, om zijne krachten te
verzwakken, hem te dwingen zich te onderwerpen en hem aldus te leveren
aan den hertog van Alva, ten einde onthoofd te worden, naarvolgens
verdienste. Gij moet, zeiden de brieven, omzichtig te werk gaan, en met
bedekte woorden doen gelooven aan die van het leger, dat de Zwijger,
in zijn eigen voordeel alleen, reeds met den hertog heeft onderhandeld;
zijn vertoornde hoofdmannen en soldaten zullen hem gevangennemen. Als
belooning werd aan elk hunner een wissel van vijfhonderd dukaten
gezonden op het huis Fuegger van Antwerpen; zij zouden nog duizend
dukaten krijgen, zoodra in Zeeland de Spaansche schepen aankwamen,
met de vierhonderd duizend dukaten die men verwachtte.
Het eedgespan ontdekt zijnde, wendde de prins zich naar de edelen,
heeren en soldaten, onder dewelken een groot getal hem verdachten;
zonder spreken wees hij naar de twee lijken, om hun hun wantrouwen
te verwijten.
Allen riepen met groot rumoer:
--Lang leve Oranje! Oranje is den landen getrouw!
Vol verachting wilden zij de lijken aan de honden werpen; maar de
Zwijger sprak:
--Het zijn die lijken ni
|