FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257  
258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   >>   >|  
den tweeden. En Uilenspiegel ontwaarde tusschen het struikgewas de goede tronie van Lamme, en zijn opgeheven arm, die haastiglijk de bus opnieuw laadde. Een blauwe rookwolk steeg op uit het donker struikgewas. De derde predikant viel, als in razernij, op Uilenspiegel aan, die zeide: --Stalen Wind of Looden Wind, ook gij verhuist naar de andere wereld! En hij greep hem aan en hij stond dapper te weer. Elkaar scherp in het oog houdend, stonden de beide vijanden pal op den weg, steken toebrengend en afwerend. Uilenspiegel was heel met bloed bedekt, want zijn tegenstander, behendig soldaat, had hem gekwetst aan hoofd en been. Maar hij vocht als een leeuw. Het bloed gutste uit zijn hoofd, en verblindde hem: toch weerde hij af, met groote achterweertsche passen. Met de linkerhand wischte hij zijn bloed af, maar zijne krachten verflauwden. Zeker ware hij gedood, hadde Lamme, met een derde schot, den predikant niet geveld. En een vloek stierf op zijne lippen, terwijl hij bloed en doods-schuim braakte. En opnieuw steeg een blauwe rookwolk uit het struikgewas, waartusschen Lamme weer zijne goede tronie zien liet. --Is 't gedaan? vroeg hij. --Ja, mijn vriend, antwoordde Uilenspiegel, maar kom.... Als Lamme te voorschijn kwam, zag hij Uilenspiegel gansch met bloed bedekt. Ondanks zijnen buik, liep hij als een hert, en kwam bij Uilenspiegel, die nabij de gedoode mannen zat. --Hij is gekwetst, mijn goede vriend, sprak hij, gekwetst door dien vuigen moordenaar! En, met een schop, sloeg hij de tanden van een der predikanten stuk. --Gij antwoordt niet, Uilenspiegel, hernam hij; gaat gij sterven? Waar is de balsem? Ha, in de weitasch, onder de worsten. ... Uilenspiegel, hoort gij mij niet? Laas, ik heb geen warm water om uwe wonden te wasschen, en er is geen middel om er te krijgen. Maar ik haal water uit de Samber. Spreek toch, mijn vriend. Gij zijt toch zoo erg niet gekwetst? Hier, een weinig koud water, niet waar? Ha, hij wordt wakker. Ik ben het, uw vriend; ze zijn allemaal dood. Linnen! linnen om zijne wonden te verbinden! Er is er geen. Ha! mijn hemd! Lamme kleedde zich uit en vervolgde: --Aan stukken, het hemd! Het bloed is gestelpt. Mijn vriend zal niet sterven.... 't Is koeltjes, zoo bloot in de vinnige lucht. Ik ga mij weer aankleeden. Hij zal niet sterven. Ik ben het, Uilenspiegel, ik, uw vriend Lamme. Hij glimlacht. Ik ga de moordenaars aftasten. Zij hebben guldens in hunnen buik. Ja,
PREV.   NEXT  
|<   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257  
258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

vriend

 

gekwetst

 

struikgewas

 
sterven
 

wonden

 

bedekt

 

rookwolk

 
blauwe
 

predikant


tronie
 
opnieuw
 

hernam

 

antwoordt

 

tanden

 

gedoode

 

mannen

 

vuigen

 

moordenaar

 

weitasch


predikanten
 

balsem

 

worsten

 

weinig

 

stukken

 

gestelpt

 
koeltjes
 
vervolgde
 

kleedde

 
vinnige

hebben

 

guldens

 
hunnen
 

aftasten

 

moordenaars

 
aankleeden
 
glimlacht
 

verbinden

 

linnen

 

Samber


Spreek

 

krijgen

 

wasschen

 
middel
 

allemaal

 
Linnen
 

wakker

 

terwijl

 

houdend

 
stonden