FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241  
242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   >>   >|  
et, die men aan de honden moet werpen, maar de zwakheid des geestes, die aan de zuiverste inzichten twijfelen doet. En de heeren en soldaten riepen: --Leve de prins! Leve Oranje, de vriend onzer landen! En hunne stemmen klonken als de donder, dreigend voor 't onrecht. Naar de lichamen wijzend, zeide de prins: --Begraaft ze als kerstenen. --En wat gaat men met mij doen? vroeg Uilenspiegel. Dat men mij kastijde als ik kwaad, en loone als ik goed deed. Toen sprak de Zwijger: --Die soldaat zal in mijne tegenwoordigheid vijftig slagen krijgen met een stok van groen hout, omdat hij, in weerwil van alle tucht en zonder bevel, twee edellieden doodde. Ook zal hij dertig gulden ontvangen, omdat hij zoo goed gezien en gehoord heeft. --Heer, sprak Uilenspiegel, als men mij eerst de dertig gulden gaf, zou ik de stokslagen met meer geduld ontvangen. --Ja, ja, zuchtte Lamme Goedzak, lang hem eerst de dertig gulden; de slagen zal hij deemoedig verdragen. --En overigens, sprak Uilenspiegel, daar mijn geweten zuiver is, heb ik niet van doen gewasschen of gespoeld te worden met stokken of zweepen. --Ja, zuchtte Lamme Goedzak opnieuw, Uilenspiegel heeft niet van noode gewasschen of gespoeld te worden. Zijn geweten is zuiver. Wascht hem niet, mijne heeren, wascht hem toch niet! Uilenspiegel had de dertig gulden ontvangen, als de provoost den stokmeester gebood, Uilenspiegel onder handen te nemen. --Ziet toch, mijne heeren, zegde Lamme, wat jammerlijk gezicht hij trekt. Hij is in 't geheel geen liefhebber van stokken, mijn vriend Uilenspiegel. --Een schoonen, goed getakten esch, die met zijn frischgroene bladeren in de zonne prijkt, zie ik geerne, hernam Uilenspiegel; maar ik koester een doodelijken haat tegen die leelijke stokken, die nog nat zijn, zonder twijgen of bladeren, die hard en woest zijn van uitzicht, --Zijt gij gereed? vroeg de provoost. --Gereed, herhaalde Uilenspiegel, gereed tot wat? Om geslagen te worden? Neen, dat ben ik niet en zal het nooit wezen, mijnheer de stokmeester. Uw baard is ros en gij ziet er vreeselijk uit; maar ik ben zeker, dat gij zachtmoedig van aard zijt en met tegenzin een armen man, als ik, zoudt afranselen. Ik moet het u zeggen, maar slaan doe of zie ik niet geerne, want de rug van een kerstenmensch is een heilige tempel, die, evenals de borst, de longen bevat met dewelke wij Gods goede lucht ademen. Heel uw leven door, zou de wroeging u knagen als een ruwe stokslag
PREV.   NEXT  
|<   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241  
242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

dertig

 

gulden

 

ontvangen

 
heeren
 

stokken

 

worden

 

zonder

 
gereed
 

slagen


zuchtte
 
gespoeld
 

geerne

 

stokmeester

 

provoost

 

gewasschen

 

geweten

 

bladeren

 

Goedzak

 

zuiver


vriend
 

stokslag

 

Gereed

 

knagen

 

werpen

 

zwakheid

 
uitzicht
 
herhaalde
 

honden

 
wroeging

geslagen

 

twijgen

 
zuiverste
 

prijkt

 

frischgroene

 
inzichten
 
schoonen
 

getakten

 

geestes

 

leelijke


hernam

 

koester

 

doodelijken

 
mijnheer
 

tempel

 
evenals
 

heilige

 

kerstenmensch

 

longen

 
ademen