FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253  
254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   >>   >|  
't is eene verklikster, ga niet tot haar, zeg ik u. Uilenspiegel verweerde zich zoo goed hij kon. Het meideken stak het hoofd over de haag en riep: --Vaarwel, heer, dat de liefde Uwe Lankmoedigheid onderhoude. En hij hoorde een spottenden schaterlach. --Ha! sprak hij, in mijne ooren steekt dat als duizend speldeprikken! Eene deur werd luidruchtig gesloten. En hij was gansch weemoedig. Lamme, die hem nog altoos vasthield, zeide tot hem: --Met spijt denkt gij aan den verloren schat. Maar 't is eene verklikster, die u in heur spionnennet zou lokken. En gij merkt het niet: ik berst van lachen. Uilenspiegel zei geen woord en de beide gezellen stegen weder op hunne ezelen. XX. Zij reden sprakeloos voort, schrijlings op hun grauwtje gezeten. Lamme kauwde zijn laatsten maaltijd, terwijl hij blijgemoed met volle teugen de frissche lucht ademde. Plotseling gaf Uilenspiegel hem eenen zweepslag over zijn achterste, dat met een band rond den zadel lag. --Wat doet gij? riep Lamme jammerend uit. --Wat? vroeg Uilenspiegel. --Die zweepslag, zei Lamme. --Welke zweepslag? --Dien gij mij daar geeft, hervatte Lamme. --Links? vroeg Uilenspiegel. --Ja, links en op mijn achterste. Waarom deedt gij dat, schaamtelooze nietdeug? --Uit onwetendheid, antwoordde Uilenspiegel. Ik weet heel goed wat een zweep is, en ook heel goed wat een achterste is, dat op eenen zadel gespannen zit. Nu, als ik het uwe, breed, gespannen over den zadel zag steken, zei ik in mijn zelven: Daar men met de vingeren er niet in kan nijpen, kan het koordeken van de zweep er ook niet op bijten. Ik was mis, ik beken het rechtuit. Lamme glimlachte op die rede, en Uilenspiegel vervolgde: --Maar ik ben de eenige niet op de wereld, die uit onwetendheid zondigt, en meer dan een dwaze meester, die zijn overtollig vet op den zadel eens ezels ten toon spreidt, zou mij daar lessen in geven. Als mijne zweep zich vergat ten opzichte van uw achterste, vergat gij u nog meer ten opzichte van mijne beenen, door hun te beletten achter het meisje te loopen, dat in de lochting mij zoo lodderlijk wenkte. --Aas voor de raven, zei Lamme, 't was dus uit wraaklust? --Een heel klein beetje, antwoordde Uilenspiegel. XXI. Nele leefde bedroefd en eenzaam te Damme bij Katelijne, die om den ijskouden duivel riep, maar dewelke niet kwam. --Ach! zei ze, gij zijt rijk, Hansken, en zoudt mij de zevenhonderd karolussen kunnen terugb
PREV.   NEXT  
|<   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253  
254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

achterste

 

zweepslag

 

opzichte

 
verklikster
 

onwetendheid

 

antwoordde

 

gespannen

 
vergat
 

duivel


ijskouden
 
vingeren
 

nijpen

 

bijten

 

glimlachte

 

vervolgde

 

rechtuit

 

Katelijne

 

zelven

 

koordeken


dewelke
 

Hansken

 

zevenhonderd

 

karolussen

 

terugb

 

kunnen

 
steken
 
beletten
 

beetje

 
beenen

achter

 

wraaklust

 
wenkte
 

lodderlijk

 

meisje

 
loopen
 
lochting
 

meester

 

overtollig

 

zondigt


eenige

 

wereld

 

lessen

 
leefde
 

spreidt

 
eenzaam
 

bedroefd

 

altoos

 

vasthield

 
weemoedig