e aan het uitspansel en Uilenspiegel sprak:
--Mevrouw de Zon, ik zeg u duizendmaal dank, ge komt onze lendenen
verwarmen; assche van Klaas, gij verwarmt ons hert en zegt ons dat
diegenen gezegend zijn, die zwerven voor de verlossing van den bodem
der vaderen.
--Ja, maar 'k heb honger, zei Lamme.
XIX.
Zij trokken eene afspanning binnen, en men gaf er hun te eten in de
kelderkamer. Uilenspiegel opende het venster en zag van daar eene
lochting, in dewelke een minnelijk, poezel meideken wandelde, met
ronden boezem en gouden lokken. Zij had anders niet aan dan een rok,
een wit linnen jakje en een zwart voorschoot met gaatjes.
Hemden en ander vrouwenlinnen hingen te drogen; het meisje was steeds
naar Uilenspiegel gekeerd, trok de hemden van de koorden, hing ze
weder op, glimlachte en keek gedurig naar Uilenspiegel.
In de nabijheid hoorde Uilenspiegel eenen haan kraaien en zag hij
eene voedster met een kind spelen, wiens gezichtje zij naar eenen
man toekeerde, terwijl zij zeide:
--Boelkin, trek oogskens naar vader, toe!
Het kind schreide.
En het aanvallig meideken bleef in de lochting ronddrentelen en het
linnen afnemen en weder ophangen.
--'t Is eene, die aan den hertog verkocht is, sprak Lamme. Het meideken
bracht heure handen voor heure oogen en tusschen de vingeren loerend,
keek ze lachend naar Uilenspiegel.
Vervolgens ging zij op een der gespannen koorden zitten en schommelde,
zonder met heure voeten den grond aan te raken. Onder 't schommelen,
liet zij Uilenspiegel heure blanke, ronde armen zien, bloot tot aan
heur schouderen en die de bleeke zonne bestraalde. Op en neder wippend,
bekeek zij hem gestadig. Hij ging buiten om tot heur te gaan. Lamme
volgde hem. Aan de haag van de lochting zocht Uilenspiegel eene
opening om door te geraken, doch te vergeefs.
Als het meideken hem zoo bezig zag, gluurde zij nogmaals glimlachend
tusschen heure vingeren.
Uilenspiegel wilde door de haag geraken, maar Lamme hield hem met
alle geweld tegen en sprak:
--Ga daar niet binnen, 't is eene verklikster, in dienst van den
Spanjaard: wij worden levend verbrand.
Toen wandelde het meisje rond in de lochting, met heur voorschoot
over heur gezicht, doch keek door de gaatjes om te zien of heur nieuwe
vriend nog niet kwam.
Uilenspiegel wilde met een forsigen wip over de haag springen, doch
hij werd weerhouden door Lamme, die hem, bij zijn been grijpend,
deed vallen en zeide:
--Koord, zweerd en galg,
|