et den neus in de lucht,
kliefde hij door de baren der bultenaars, als eene bark door de zee.
Men toonde hem Uilenspiegel; hij zegde tot hem:
--Zijt gij het, manneken, die getroffen werd door de roede van den
heiligen Remaclus?
--Ja, heer deken, antwoordde Uilenspiegel, ik ben het inderdaad,
zijn nederige dienaar, die zijn nieuwen bult wil laten genezen,
als het Zijne Heiligheid belieft.
De deken, die giste dat er look in de meersch was, sprak:
--Laat mij dien bult eens betasten.
--Tast maar, genadige deken, sprak Uilenspiegel.
Toen de deken getast had, sprak hij:
--Hij is nieuw en nog nat. Ook hoop ik, dat de groote heilige U
genadig zal wezen. Kom mede.
Uilenspiegel volgde den deken en ging mee in de kerk.
De bultenaars liepen achter hem en schreeuwden:
--Daar is hij, de gedoemde, de lasteraar! Hoeveel weegt uw versche
bult? Ik zou er een zak van maken, om mijne daalders in te steken? Heel
uw leven hebt gij den spot gedreven met ons, omdat gij recht waart;
nu is 't onze beurt! Gezegend zij Sint-Remaclus!
Uilenspiegel antwoordde niet, doch volgde met gebogen hoofde den
deken, die hem leidde in een kleine kapel, waar een marmeren graf was,
gedekt met eene zerk, mede van marmer.
Tusschen het graf en den muur der kapel was eene opening van ruim eene
hand breed. Een menigte gebochelde pelgrims, die elkander volgden,
gingen tusschen den muur en de zerk van het graf, tegen dewelke zij
stilzwijgend hunne bulten wreven. En aldus hoopten zij er van verlost
te worden. En zij, die hunne bulten tegen de plaat wreven, wilden de
plaats niet afstaan aan degenen, die volgden; en er werd gevochten,
doch zonder gerucht, want zij dorsten niet dan heimelijk stompen,
uit vreeze van heiligschennis.
De deken zegde tot Uilenspiegel op de zerk te klimmen, opdat alle
pelgrims hem goed konden zien.
Uilenspiegel antwoordde:
--Dat kan ik alleen niet.
De deken hielp hem, bleef bij hem staan en deed hem
knielen. Uilenspiegel gehoorzaamde en bleef met gebogen hoofde zitten
in die deemoedige houding.
Na een kort inwendig gebed, zeide de eerwaarde geestelijke met
heldere stem:
--Kinderen en broeders in Christus, aan mijne voeten ziet gij den
grootsten zondaar en lasteraar, dien Sint-Remaclus ooit met zijne
woede trof.
En, op zijne borst kloppend, sprak Uilenspiegel:--Confiteor.
--Weleer, vervolgde de deken, was hij recht als de stok eener
hellebaard, en was hij er fier op. Beziet hem nu, hij is gebult e
|