FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237  
238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   >>   >|  
wij deden. Christus, de Zaligmaker, vergaf aan het kruis, wilt gij ons ook vergiffenis schenken? --Ik vergeef u, sprak Uilenspiegel op hooghertigen toon. --Neem toch, zeiden zij, neem dit oortje, aanvaard dezen gulden, laat ons u dien gouden angelot schenken, dien daalder aanbieden, dien karolus in uwen zak steken. --Laat angelotten en karolussen het daglicht niet zien, zeide Uilenspiegel zeer stille: de linkerhand mag niet weten wat de rechterhand geeft. Dat zeide hij om den wille van den deken, die het geld der bultenaars met de oogen verslond, zonder te zien of het goud was of zilver. --Wij zeggen u duizendmaal dank, gezegende, geheiligde oud-bultenaar, zeiden de pelgrims tot Uilenspiegel. En hij nam hunne giften met hooghertigheid aan, zooals iemand betaamt die met de gratie des hemels bedeeld is. Maar de gierigaards wreven hardnekkig hunne bochels tegen het graf, zonder iets te zeggen en vooral zonder iets te geven. Uilenspiegel trok 's avonds naar eene taveerne, waar hij kermis vierde. Alvorens slapen te gaan, dacht hij er aan dat de deken, zoo niet alles, dan toch zijn deel van den buit zou eischen. Hij telde zijn winst en vond meer goud dan zilver, want er waren minstens driehonderd karolussen. Hij zag een verdroogden laurier in een bloempot staan, trok de plant bij den kop uit den pot en legde zijn goud onder de aarde. En al de halve guldens, oortjes, deniers spreidde hij uit op de tafel. De deken trad de taveerne binnen en kwam boven bij Uilenspiegel. Toen deze hem zag, vroeg hij: --Heer deken, wat wilt gij van mij, nieteling? --Ik wil niets dan uw goed, antwoordde de dienaar des Heeren. --Laas, zuchtte Uilenspiegel, bediedt gij dat goed, dat daar ligt op de tafel? --Ja, mijn zoon, antwoordde de deken. Vervolgens de hand uitstekend, ruimde hij al het geld van de tafel, en liet hij het vallen in eenen zak, dien hij daarvoor opzettelijk meegebracht had. En hij gaf een gulden aan Uilenspiegel, met een zucht alsof het een stuk zijner ziel was. En hij vroeg hem het gerief van het mirakel. Uilenspiegel toonde hem de graat en de blaas. De deken nam ze, terwijl Uilenspiegel weeklaagde en hem wat meer vroeg, daar de weg van Bouillon naar Damme zoo lang was voor een armen voetganger, dat hij ongetwijfeld van honger zou omkomen. De deken ging heen en lispte geen woord. Als Uilenspiegel alleen was, sliep hij in met het oog op de plant, 's Anderen daags, met den dageraad, s
PREV.   NEXT  
|<   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237  
238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

zonder

 

zilver

 

zeggen

 

antwoordde

 
taveerne
 

gulden

 

karolussen

 

zeiden

 
schenken

Christus

 

nieteling

 
dienaar
 

bediedt

 

Vervolgens

 

zuchtte

 

Heeren

 

guldens

 

oortjes

 
deniers

spreidde

 

vergaf

 

binnen

 

Zaligmaker

 

ongetwijfeld

 

honger

 

omkomen

 
voetganger
 

Bouillon

 

lispte


Anderen

 

dageraad

 

alleen

 

weeklaagde

 
meegebracht
 

opzettelijk

 

daarvoor

 

ruimde

 
vergiffenis
 
vallen

terwijl

 

toonde

 

mirakel

 

zijner

 

gerief

 

uitstekend

 

verdroogden

 
bultenaar
 

pelgrims

 

angelot