ns iets drinken!
Maar Lamme luisterde niet en sprak, naar Onze-Lieve-Vrouwetoren
kijkend:
--Heilige Maria, patronesse der geoorloofde minne, verleen mij de
gunst, heur blanken boesem weder te zien,
--Kom mede, sprak Uilenspiegel, heur blanke boezem troont in de eene
of andere taveerne.
--Hoe durft gij dat zeggen? sprak Lamme.
--Wel zeker, sprak Uilenspiegel, ze moet ergens weerdinne zijn.
--Dronkemansuitvluchten, sprak Lamme.
Uilenspiegel vervolgde:
--Wellicht bewaart zij voor de arme zwervers een schotel gestoofd
ossevleesch, niet te vet, niet te droog, malsch lijk rozeblaadjes,
zwemmend tusschen menigvuldige kruidnagelen, notemuskaat,
hanekammetjes, kalfszwezerikken en andere hemelsche lekkernijen.
--Deugniet! sprak Lamme, gij wilt mij zeker doen sterven. Weet gij dan
niet, dat wij sedert twee dagen van droog brood en klein bier leven?
--Dat is praat van een gulzigaard, antwoordde Uilenspiegel. Gij
schreeuwt van honger; kom eten en drinken. Ik heb een halven gulden
en zal de kosten van 't gelag betalen.
Lamme lachte. Zij gingen hunne kar halen en, aldus door de stad
rijdend, zochten zij naar de beste afspanning. Doch zij trokken er
vele voorbij, als zij de zure gezichten van den baas of de bazinne
zagen, weinig aantrekkelijk uithangsbord voor een gezellige keuken.
Zij kwamen op de Zaterdagsmarkt en gingen het gasthof, de Blauwe
Lanteern binnen. Daar zag de weerd er vriendelijker uit.
Zij deden uitspannen en den ezel op stal zetten, in gezelschap van
een maatje haver. Zij lieten zich een keurig avondmaal opdienen,
aten hunne bekomst, sliepen als dassen en stonden 's morgens op,
om nog te eten. Lamme schitterde van genoegen en sprak:
--In mijne maag hoor ik een hemelsche muziek.
Als 't oogenblik van betalen gekomen was, ging de weerd bij Lamme en
sprak hij:
--'t Is tien oortjes.
--Hij heeft ze, zei Lamme, naar Uilenspiegel wijzend, die antwoordde:
--Ik heb ze niet.
--En de halve gulden?
--Ik heb er geen, sprak Uilenspiegel.
--'t Is gemakkelijk gezegd, sprak de baas; dan zal ik u uw wambuis
en hemd uittrekken.
Lamme, dien de drank moedig maakte, stond recht en riep uit:
--En als ik wil eten en drinken, ja, eten en drinken voor zeven en
twintig gulden en nog meer, zal ik het doen! Of meent gij, dat er
geen rooden duit in dezen buik steekt? Bij God! tot hiertoe werd hij
uitsluitend met ortolanen gevoed. Dergelijken buik zult gij nooit onder
uw vettigen gordelriem dragen
|