FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230  
231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   >>   >|  
o goed mogelijk opgelapt en zij waggelden op hunne voetstukken tusschen de banieren der gilden; daarachter kwam het standbeeld van Onze-Lieve-Vrouw, vervolgens de maagdekens, in 't wit, die lofzangen zongen, dan de boogschutters, eindelijk het dichtst bij den hemel en meer waggelend dan de anderen, Pompilius, die gebogen ging onder de zware kleederen van den heiligen Martinus. Uilenspiegel, die zich voorzien had van krabpoeder, had zelf Pompilius zijn bisschoppelijk kleed helpen aantrekken, zijn handschoenen aangedaan, zijnen staf in zijne hand gestoken en hem geleerd hoe hij de handen moest houden om het volk te zegenen. Ook had hij de priesters helpen kleeden. Den eenen had hij de stool aangedaan, den anderen den pelsmantel, den diakenen het koorhemd. Hij liep gedurig de kerk rond om de plooien van een wambuis of een hooze effen te strijken. Hij bewonderde de scherpe wapenen der gilden en de geduchte bogen der schutters. En elkeen strooide hij een weinig krabpoeder in den hals, in den rug, op den pols. Maar de deken en de vier dragers van den heiligen Martinus kregen het meest. De maagdekens spaarde hij omdat zij zoo lief waren. De processie ging uit de kerk, in prachtige orde, met fladderende banieren en wapperende wimpels. Mannen en vrouwlieden sloegen een kruis als zij voorbijging. En de zonne was heet. De deken werd 't eerst het poeder gewaar en krabde een weinig achter zijn oor. Allen, priesters, boogschutters, dragers, krabden zich aan den hals, de beenen, de polsen, zonder het nog openlijk te durven; doch de klokluider, die meer uitstond dan de anderen, ter oorzake van de brandende zon, dorst zich niet verroeren, uit vreeze van levend in de olie te worden gekookt. Hij neep zijn neus toe, trok een leelijk gezicht en beefde op zijn waggelende beenen, want telkens dat de dragers zich krabden, liep hij gevaar van te vallen. Maar hij dorst zich niet verroeren, en uit schrik liet hij zijn water maar loopen; en de dragers zeiden: --Groote Sint Maarten, gaat het nu regenen? De priesters zongen een lofzang aan de Heilige Maagd: Si de coe ... coe ... lo descenderes O Sanc ... ta ... ta ... Ma ... ma ... ria. Want hunne stemmen beefden wegens de krieuweling die onuitstaanbaar werd; maar zij krabden zich bedektelijk. Doch de deken en de vier dragers van Sint-Maarten krabden hun vel vaneen. Pompilius hield zich stil op zijn arme beenen, die 't meest van al jeukten. Maar eensklaps bleven al de
PREV.   NEXT  
|<   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230  
231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   >>   >|  



Top keywords:

dragers

 

krabden

 

Pompilius

 

anderen

 

priesters

 
beenen
 

gilden

 

helpen

 

aangedaan

 
weinig

Maarten

 

banieren

 
verroeren
 

krabpoeder

 

heiligen

 

Martinus

 

zongen

 

boogschutters

 

maagdekens

 
poeder

vreeze

 

worden

 

leelijk

 

gewaar

 

gekookt

 

levend

 

achter

 
uitstond
 

gezicht

 

klokluider


openlijk

 

durven

 

zonder

 

polsen

 
oorzake
 

brandende

 

krabde

 

beefden

 
wegens
 
krieuweling

onuitstaanbaar

 

stemmen

 

bedektelijk

 

jeukten

 

eensklaps

 

bleven

 

vaneen

 
descenderes
 

vallen

 

schrik