zeventien stukken
veldgeschut en negen zware kanonnen.
Maar de Zwijger kon in dien strijd geenerlei voordeel behalen, want
Alva weigerde gedurig 't gevecht.
En zijn broeder Lodewijk, die reeds vele steden gewonnen en vele booten
op den Rijn gekaapt had, verloor bij Jemmingen, in Friesland, tegen
den zoon des hertogen, zestien kanonnen, vijftien honderd peerden en
twintig vendels, door de schuld der lafhertige huurknechten, die geld
vroegen als er te vechten viel.
En te midden van puin en van bloed en van tranen, zocht Uilenspiegel
te vergeefs de redding van den vaderlandschen bodem.
En, heel de Nederlanden door, werden onschuldige slachtofferen
gehangen, onthalsd, verbrand door de beulen.
En de koning erfde.
X.
Door het Walenland reizend, zag Uilenspiegel, dat de prins daar weinig
hulp te verwachten had, en zoo kwam hij omtrent de stad Bouillon.
Weldra zag hij op den weg bultenaars van de beide geslachten, van allen
leeftijd en allen stand verschijnen. Allen, met groote paternosters
in de hand, baden devotelijk.
En hunne gebeden geleken op het gerikkik van kikvorschen in eenen
vijver, 's avonds, na een warmen dag.
Daar waren moeders met bulten, die gebochelde kinderen op den arm
droegen, terwijl andere kleinen aan heure rokken hingen. Er waren
bultenaars op de heuvelen en bultenaars in de dalen. En overal zag
Uilenspiegel op den helderen hemel hun magere schimmen afsteken.
Hij ging tot een hunner en vroeg:
--Waar trekken zij allen henen, die ongelukkige mannen, vrouwen
en kinderen?
De man antwoordde:
--'t Is de begankenis van St. Remaclus; wij gaan naar het graf van
den heilige, om van hem te verkrijgen wat onze herten verlangen:
ons ontlasten van dat vernederend pak op onzen rug.
Uilenspiegel hernam:
--Zou ik van Sint-Remaclus niet kunnen verkrijgen wat mijn herte
verlangt: onze arme gemeenten ontlasten van den bloedigen hertog,
die als een looden bochel op de Nederlanden drukt?
--Hij is niet gelast, de bochels der boete af te nemen, antwoordde
de pelgrim.
--Neemt hij er andere af? vroeg Uilenspiegel.
--Ja, als de bulten jong zijn. Als het mirakel der genezing
geschiedt, is 't volop kermis in de stad. En elke pelgrim geeft dan
een zilverstuk, soms wel een gouden florijn, aan den gelukzalige,
die door zijne genezing heilig geworden is en alzoo met vrucht voor
de anderen kan bidden.
Uilenspiegel sprak:
--Waarom doet de rijke mijnheer Sint-Remaclus zijne genezingen
|