FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231  
232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   >>   >|  
boogschutters, diakenen, priesters, deken en dragers staan om zich te krabben. Het poeder beet de voetzolen van Pompilius vaneen, doch hij dorst zich niet verroeren uit vrees van te vallen. En de nieuwsgierigen zeiden, dat de heilige Maarten grammoedig rondkeek en een dreigend gezicht naar het arme volk zette. Toen beval de deken, dat de processie zou voortgaan. Weldra echter maakte de loodzware zon de jeukte van de plechtige ruggen en buiken onuitstaanbaar. En toen bleven priesters, boogschutters, diakenen en deken, net als een bende apen eensklaps staan om zich onbeschaamd overal te krabben waar het jeukte. De maagdekens zongen heuren lofzang als engelen en heur frissche stemmetjes stegen liefelijk ten hemel. Allen trokken er trouwens van door zooals zij konden: krabbend, redde de deken 't heilig sacrament; het geloovige volk droeg de fierters terug in de kerk; de vier dragers van Sint Maarten smeten Pompilius ruwweg ten gronde. En daar nog dorst de arme klokluider zich niet krabben noch roeren, doch hij sloot devotelijk de oogen. Twee jonge knapen wilden hem oprichten, doch daar zij hem te zwaar vonden, stelden zij hem recht tegen den muur en daar begon Pompilius bitter te schreien. Het volk kwam rond hem staan; de vrouwen gingen neusdoeken van fijn, helder lijnwaad halen, wischten zijn gelaat af om zijne tranen als reliquieen te bewaren, en zeiden tot hem: "Mijnheer de Sant, wat hebt gij het warm!" De klokluider keek hen jammerlijk aan en maakte, zijns ondanks, wegens de krieuweling, met zijn neus de koddigste gebaren. Doch daar de tranen over zijne wangen rolden, spraken de vrouwen: --Groote heilige Maarten, weent gij over de zonden der stede Ieperen? Niet waar, uwe edele neus verroert zich? Wij hebben nochtans de raadgevingen gevolgd van Lodewijk Vives, en den armen van Ieperen zal het aan werk noch aan brood ontbreken. Ho! wat groote tranen! Het zijn kostbare perelen. Onze redding is hier! De mannen spraken: --Wat moeten wij doen, groote heilige Maarten, om uwe droefheid te stillen? Maar het volk riep: --Daar is de koster! Uilenspiegel kwam bij, greep Pompilius vast en droeg hem op den schouder weg, gevolgd door eene menigte geloovigen van beide geslachten. --Laas! zei de arme klokluider hem stille in 't oor, ik ga bezwijken van de jeukte. --Houd u stijf, antwoordde Uilenspiegel; vergeet niet dat gij een houten heilige zijt. Hij liep op een draf en legde Pompilius n
PREV.   NEXT  
|<   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231  
232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   >>   >|  



Top keywords:

Pompilius

 

heilige

 

Maarten

 

jeukte

 

klokluider

 
tranen
 

krabben

 

maakte

 

Ieperen

 
priesters

Uilenspiegel

 

groote

 
spraken
 

zeiden

 

boogschutters

 

dragers

 

gevolgd

 

vrouwen

 

diakenen

 
raadgevingen

nochtans

 

hebben

 

verroert

 

jammerlijk

 

Lodewijk

 

ondanks

 

Mijnheer

 
wegens
 

krieuweling

 

rolden


Groote

 

zonden

 

wangen

 

koddigste

 
gebaren
 

stille

 

geslachten

 

menigte

 
geloovigen
 
bezwijken

houten

 

antwoordde

 

vergeet

 

schouder

 

perelen

 

kostbare

 

redding

 
ontbreken
 

mannen

 

koster